De schepping van de mens en de tegenstelling tussen God en Iblis, tussen Geest en Klei

Het verhaal in de Koran over de scheping van Adam is de diepste en meest vooruitstrevende uitdrukking van humanisme. In dit verhaal staat Adam symbool voor de hele menselijke soort, Adam stelt de essentie van het mens zijn voor. Hij is de menselijke soort in de abstracte filosofische betekenis, niet alleen biologisch. Wanneer de Koran over de mens spreekt in de biologische betekenis, dan gebeurt dat in de taal van de natuurwetenschappen. De Koran spreekt dan over sperma, bloedklonters, embryo’s… Maar wanneer het over de schepping van Adam gaat, dan wordt de taal metaforisch en filosofisch. Vol van verschillende betekenissen en symbolen. De schepping van de mens, de schepping van de essentie van het mens zijn, van de menselijke spirituele bestemming, van alle typische eigenschappen van de menselijke soort… dit alles wordt in het verhaal van Adam samengevat in de volgende formule:

Gods Geest + Vieze Klei = de Mens

“Vieze klei” en “Gods geest” zijn twee symbolen. Het is niet zo dat mensen werkelijk geboetseerd werden uit vieze klei (hama’ masnun) of uit Gods geest. Het eerste symbool van de twee termen verwijst eerder naar de aardsheid, de laagheid, de traagheid en passiviteit. Het andere verwijst naar een eindeloze beweging naar volmaaktheid, een oneindig voortdurend opstijgen. “Gods Geest” is de best denkbare uitdrukking voor dat idee.

De betekenis van de Koranische stelling dat de mens samengesteld is uit Gods geest en vieze klei is gelijkaardig aan wat Pascal bedoelde wanneer hij schreef dat de mens het midden is tussen twee oneindigheden: een oneindigheid van laagheid en zwakte enerzijds en een oneindigheid van grootsheid en glorie anderzijds. Er bestaat echter een groot verschil tussen de woorden van Pascal en hetgeen er in de Koran staat, ook al drukken ze allebei dezelfde waarheid uit. Toch is er een groot verschil tussen Pascal en God.

Of we nu spreken van de “condition humaine”, om de terminologie van de existentialisten te gebruiken, of van de “oorspronkelijke zuivere aard van de mens” (fitra), het zijn allemaal uitdrukkingen die op de dubbele en tegenstrijdige natuur van de mens wijzen.

De Koran drukt dit als volgt uit: De mens is een vrije en verantwoordelijke wezen dat een tussenstadium bezet tussen twee tegengestelde polen, God en Satan. De combinatie van die twee polen van de tegenstelling, these en anti-these, vinden we zowel terug in de menselijke natuur als in hun geschiedenis. Dit veroorzaakt binnen in de mens een voortdurende dialectische beweging, een onweerstaanbare evolutionaire beweging, een constante strijd tussen de twee tegengestelde polen in het menselijk leven.

Deze tegenstelling tussen God en Satan, tussen geest en klei, in het binnenste van het menselijk bestaan, maakt de mens tot een dialectische wezen.

God, of God’s geest, staat symbool voor de absolute en oneindige zuiverheid, schoonheid, kracht, creativiteit, bewustzijn, visie, kennis, liefde, barmhartigheid, wilskracht, vrijheid, onafhankelijkheid, autonomie, eeuwigheid… die binnen in de mens aanwezig is als een bron van mogelijkheden. Een aantrekking die de mensen naar de top wil voeren, naar de schittering van de hemelen, omhoog naar God’s majesteit, gevoed door de heilige namen en eigenschappen van God. Zo ver als onze kennis ons kan brengen.

Zich bewust van alle geheimen van de natuur, wordt de mens een macht die over de hele wereld kan heersen. Alle materiële en spirituele machten in de Hemel en op Aarde moeten voor hen buigen, de zon en de maan tot zelfs de hoogste Engelen van God. De Mens wordt zo tegelijk een schepsel en een schepper, een dienaar en een meester. De Mens is bewuste, ziende, creatieve, beslissende, wetende, wijze, doelbewuste, zuivere wilskracht op wie Gods vertrouwen rust. Hij is Zijn vertegenwoordiger op Aarde en tot in de eeuwigheid een schepsel uit het paradijs.

Hoe en waarom is dit zo? De Mens is voor de helft Geest van God, dit is de eerste pool, het gegeven, het fundament dat hem in staat stelt om op te stijgen naar het absolute, naar God, hetgeen hem in staat stelt om in zichzelf Goddelijke eigenschappen te ontwikkelen en dat hem motiveert, dat hem drijft. Maar er is ook een sterke eigenschap die tegengesteld is aan die eerste. Er is een kracht die hem neertrekt en die hem tot stilstand brengt. Een kracht die dood, laagheid en lelijkheid veroorzaakt.

De Mens beschikt over een Goddelijke Geest die krachtig vloeit als een sterke vloed die alle obstakels in zijn weg met zich mee trekt, die waar hij gepasseerd is de velden en tuinen vol groen doet groeien en bloeien alvorens te eindigen in het diepe water van de eeuwige Oceaan. Maar de Mens kan ook het brakke en stilstaande water worden dat achterblijft wanneer de vloed al ver voorbij getrokken is, water dat niet meer kan bewegen en dat daardoor steeds onzuiverder wordt, tot het tenslotte modder geworden is die steeds harder en onbuigzamer wacht op het moment dat hij zal barsten. Dan is het precies alsof de hele grond bedekt is met potscherven. Niets kan daar nog groeien, en alles blijft bewegingloos verder vergaan tot een woestenij, een stinkend moeras in plaats van een veld, een vijver of een oceaan. Dood in plaats van leven. Vieze modder in plaats van Gods Geest. Modder en aarde. Dat is de tegenpool van dat eerste gegeven. Het is de antithese die de these aanvalt en die de Mens wegduwt in een richting die aan die eerste pool tegengesteld is.

Uit de combinatie van die twee tegengestelde krachten, ontstaat strijd en beweging. Die strijd en beweging veroorzaken een nieuwe synthese.

De afstand tussen Gods Geest en vieze klei is de afstand tussen twee oneindigheden. De Mens is één en al twijfel en aarzeling, een slinger die tussen die twee oneindige polen heen en weer beweegt. Door hun vrije wil dragen ze zelf de zware verantwoordelijkheid om steeds opnieuw te kiezen tussen de Geest en de modder. In de ene richting liggen de hoogste vormen van volmaaktheid, schoonheid, waarheid, mach, bewustzijn, wilskracht… hoger en groter dan wat we ons ook maar kunnen voorstellen. Dat is de wereld die gaat komen. In de andere richting zien we het laagste van het laagste : onvolmaaktheid, lelijkheid, valsheid, zwakte, onwetendheid, totale onvrijheid, eindeloos verval… vuiler, lager en egoïstischer dan om het even wat we ons maar kunnen voorstellen. Dat is deze huidige wereld.

Sommige mensen die wij kennen hebben ons verbaasd doordat ze tot ongeziene hoogten van genialiteit, schoonheid, bewustzijn, edelmoedigheid, zuiverheid, moed, vertrouwen, vrijgevigheid en integriteit opklommen. Geen enkel ander wezen, materieel of immaterieel, engel of djinn, heeft het vermogen om op die manier te groeien. Tegelijk zien wij andere mensen die door hun gemeenheid, onzuiverheid, zwak karakter, lelijkheid, lafheid en door hun vele misdaden lager gevallen zijn dan om het even welk dier, welke microbe of welke demon dan ook. De mens kan zowel in het lage, het lelijke en het kwade als in het volmaakte, het edele en het schone tot het uiterste gaan. Aan het ene extreem raken de mensen God en aan het andere extreem raken ze Satan.

De mens bevindt zich tussen twee absolute mogelijkheden, die zich elk aan een extreme kant van het spectrum bevinden. Mensen zijn snelwegen die rechtstreeks van min oneindig naar plus oneindig voeren. Een snelweg van een oneindig lage min naar een oneindig verheven plus.

De mens is een vrij en verantwoordelijk willen. Hij is tegelijk een willen dat verplicht is om te kiezen en het object van dat willen en van dat kiezen. Om het met de terminologie van het Brahmanisme te zeggen: de mens is tegelijk de reisweg, de reiziger en de reis. Mensen zijn voortdurend op weg van hun klei-natuur naar hun goddelijke natuur.

De mens, dit samenkomen van tegenstellingen, is een dialectisch wezen, een binair mirakel van God. Het wezen van de mens, hun levensdoel, is een oneindige beweging, ofwel in de richting van de klei, ofwel in de richting van God. En dat is, los van deze redenering, precies de actuele mens die we in en om onszelf opmerken, de echte mens die we in onze wetenschappelijke onderzoeken leren kennen.

De Koran spreekt herhaaldelijk over de schepping en de samenstelling van de mens, niet alleen in filosofische, maar ook in wetenschappelijke termen. God bestaat in de mens als een potentieel, een mogelijkheid, een richting waar de mens naartoe kan streven.

Waarlijk wij zijn van God en zullen naar Hem terugkeren.

(23:60)

Ik geloof niet dat deze diepzinnige ayah gaat over de dood en over het graf, zoals de meeste commentatoren schrijven. Zij doen alsof God pas dan, wanneer we naar het graf worden gebracht, bezit van ons neemt. We zouden dan pas tot God terugkeren wanneer we deze wereld, die wij als ons eigendom beschouwen, verlaten.

Ik interpreteer die ayah ook niet zoals de pantheïsten die beweren dat de mens opgaat in de objectieve essentie van God, zoals een druppel die oplost in de oceaan. Zij beweren dat het zelf verdwijnt en dat ze dan onsterfelijk worden in God. Die ayah gebruikt niet het woord “fihi” (in Hem), maar het woord “ilayhi” (naar hem). Dat wil zeggen dat we naar God terugkeren, maar niet in God. De ayah spreekt over een bepaalde richting waar de mens naartoe kan streven, de richting van de oneindige volmaaktheid.

Door zijn dubbele en tegengestelde natuur, is de mens als dialectisch fenomeen gedwongen om steeds in beweging te blijven. De mens zelf is het slagveld voor een eeuwige strijd tussen twee krachten, een strijd die de motor is achter een voortdurende evolutie in de richting van de volmaaktheid.

Deze beweging gaat van klei in de richting van God, maar waar is God? God bevindt zich in het oneindige. De mens kan daardoor nooit een definitieve rustplaats vinden en blijvend wonen in God. De afstand tussen klei en God is de afstand die de mens aflegt in de zoektocht naar volmaaktheid. Maar de mens blijft ononderbroken verder reizen en blijft stijgen in de richting van God die onbegrensd en ongebonden in het oneindige verblijft. Deze beweging van de mens gaat dus van het oneindig lage naar het oneindig verhevene en de eindbestemming is God, de Geest van God, de Oneindigheid. Het is onmogelijk voor de mens om ooit halt te houden.

Hoe schandalig zijn alle vastgeroeste standaarden en dogma’s dan. Wie zou er ooit een eeuwige maatstaf kunnen vastleggen? De mens is een voorturend kiezen, een strijd, een worden. Mensen zijn een oneindige migratie, een migratie bin zichzelf, van klei naar God. Mensen zijn migranten binnen in hun eigen ziel.

Het pad dat de mens van klei naar God brengt, wordt “madhab” genoemd. We weten allemaal dat het woord verwijst naar een pad. Religie is geen doel, maar een pad, een middel. Alle ellende binnen religieuze samenlevingen ontstaat doordat de religie van geest en van richting veranderd is. De religie krijgt en nieuwe rol en wordt een doel op zichzelf. Wanneer je echter een weg verandert in een doel, een bestemming, wanneer je het middel gaat dienen en zelfs aanbidden, wanneer je dat generatie na generatie blijft doen, honderden jaren aan een stuk, dan ga je je er op den duur zo hard aan hechten dat je ogen al vochtig worden wanneer er alleen nog maar over gesproken wordt. Op den duur ben je bereid om ten oorlog te trekken tegen iedereen die er kwaad over spreekt en spendeer je al je tijd en geld aan het versieren, oplappen en bijschaven ervan. Je loopt er voortdurend over te praten en je gunt jezelf geen minuut rust meer om je wereldlijke zaken in orde te brengen. Je wrijft er het stof van in je ogen alsof het een geneeskundige zalf was. Als je dat generatie na generatie blijft volhouden, eeuwen aan een stuk, waar kom je dan uit? Je zult de weg kwijt zijn. Ja, deze ware, rechte en duidelijke weg zal je in de verkeerder richting gebracht hebben en je weghouden van je doel en je bestemming.

En op die manier de weg kwijt zijn, na eerst op de juiste weg te zijn gegaan, is erger dan die weg nooit gekend te hebben. Je hebt gehoord dat dit ware, rechte en duidelijke pad, deze heilige snelweg, al duizenden mensen naar hun bestemming heeft gebracht. Maar nu wordt jij door datzelfde pad juist heel je leven gehinderd, waardoor je eigenlijk gelijk bent geworden aan de mensen die misleid werden en het verkeerde pad volgden.

Waarom? Omdat je van het pad een speelplein hebt gemaakt, je hebt de snelweg veranderd in een soort heilig park of een clubhuis. Kijk bijvoorbeeld naar de Shi’ieten. In hun geloof is de Imam een persoon die hen leidt en hen gidst. Maar hij is in werkelijkheid een heilig en onzichtbaar wezen geworden, een bovenmenselijk wezen dat geliefd en geloofd, aanbeden en geprezen moet worden. Verder niets! Religie als geheel, de regels en principes in de wet, de personages die een belangrijke rol spelen in de religieuze verhalen, zijn allemaal doelen op zichzelf geworden. Ze zijn niet langer in staat om jou naar het ware doel, de ware bestemming te brengen.

Het gebed is bijvoorbeeld een middel. De Koran beschrijft het als een middel om het kwade en het verwerpelijke te voorkomen. Maar de woorden en de bewegingen van het gebed zijn doelen op zichzelf geworden. Terwijl onze ideeën over het gebed steeds complexer en technischer is geworden, is de efficiëntie van onze gebeden steeds minder geworden.

Het is volgens mij geen toeval dat zoveel namen en uitdrukkingen in de woordenschat van de Islam, die alle mogelijke aspecten en dimensies van religie beschrijven, oorspronkelijk “pad” betekenden. Het woord “din” zelf betekent naast “religie” of “Heilige Wijsheid”, zoals sommigen voorstellen, ook gewoon “weg”. Ook andere termen hebben een gelijkaardige betekenis. Een “silk” is een nauwe bergpas, een “shariah” is het pad dat naar een drinkplaats leidt, een “tariqa” is een brede weg die twee steden of twee landen met mekaar verbindt, een “madhab” is een snelweg, een “sirat” is een weg die naar een gebedsplaats leidt en een “ummah” is een groep mensen die samen op weg zijn naar een gemeenschappelijke bestemming, met een ééngemaakte leiding op één gemeenschappelijk pad.

Religie is dan ook een weg of een pad dat van klei tot God leidt en dat de mens van laagheid, stilstand en onwetendheid, van het lage leven van de klei en van zijn duivelse eigenschappen omhoog stuwt naar bewegng, visie, geestelijk leven en Goddelijke eigenschappen. Als religie daar in slaagt, dan is het een ware religie. Maar als het daar niet in slaagt, dan heb je ofwel voor een verkeerd pad gekozen, ofwel ga je in de verkeerde richting op het juiste pad. In beide gevallen zal het resultaat hetzelfde zijn. We zien hier geen verschil tussen moslims en niet-moslims, ze komen allebei niet dichter bij de Bestemming van het pad.

Men zou zelfs kunnen zeggen dat niet-moslims vandaag beter bezig zijn dan moslims. Als iemand vastberaden op een verkeerd pad in de juiste richting gaat, dan kan die misschien wel eerder bij zijn bestemming aankomen dan iemand die niet weet in welke richting hij op het juiste pad moet lopen. Iemand die er voor kiest om een omweg te maken, maar die op die omweg wel vlot vooruit komt, zal vroeg of laat ooit wel eens op zijn bestemming aankomen. Terwijl sommige mensen op het juiste pad gewoon wat slenteren of in een verkeerde richting gaan, misschien gewoon blijven zitten en praten over hoe goed hun pad wel is. Misschien lopen ze wel rond in een kring om mekaar bewonderend aan te staren. Ze kennen vast de duizend en één bewijzen dat hun pad het juiste pad is en ze kennen de duizend en één voorbeelden van mensen die voor hen op het pad vooruit gekomen zijn. Maar ondanks al die bewijzen en al die zekerheid, hebben ze geen flauw benul van hun eigen achterlijkheid. Ze kennen geen zelfkritiek, ze zijn niet van plan om iets te ondernemen om te zien waar hun fouten liggen en om zichzelf te veranderen. Daardoor komt het dat de aanbidders van God ingehaald werden door de aanbidders van koeien. Onze vrome gelovigen zijn zich daar helemaal niet van bewust.

De belangrijkste elementen die we moeten onthouden uit het verhaal van de schepping van Adam, zoals dat in de Koran voorkomt, zijn de volgende:

  • Mensen zijn godvormige wezens in ballingschap, dialectische wezens waarin twee tegengestelde krachten aanwezig zijn: een goddelijke en een duivelse, geest en klei.
  • Mensen zijn een vrij willen, in staat om zelf hun lot vorm te gevenn. ze zijn verantwoordelijke en geëngageerde wezens.
  • Mensen aanvaarden de unieke verantwoordelijkheid die God hen toevertrouwt. Ze worden Gods khalief.
  • Tegelijk zijn mensen in staat om tegen God in opstand te komen. Ze eten de verboden vrucht van kennis en wordt verbannen uit de Tuin.
  • Mensen moeten in de woestenij van de natuur overleven met drie zaken: intellect (de verboden vrucht), opstandigheid (Satan) en liefde (Eva). Met deze zaken moeten ze een menselijk paradijs opbouwen in de natuur, in hun plaats van ballingschap.
  • Dit veroorzaakt echter een permanente strijd binnen in de mens tussen de tegengestelde krachten. De mens moet er voortdurend naar streven om van de klei op te stijgen, zodat dit dier dat uit modder en slib werd gemaakt, zijn goddelijke eigenschappen ontwikkelen.

(uit: De Filosofie van de Mens)