Al-Hurr

Al-Hurr ibn-Yazid al Tamimi was de naam van één van de hoge officieren in het leger van Omar ibn Sa’ad. Dat leger was er op bevel van de khalief Yazid ibn Mu’awiyah op uit getrokken om Hoessein ibn-Ali, de kleinzoon van de Profeet Mohammed, te vinden. Ze wilden de eed van trouw aan de khalief van hem afdwingen. Indien hij weigerde trouw te zweren aan de khalief, dan hadden ze het bevel om hem af te maken. Al-Hurr en zijn eenheid waren de eersten die Imam Hoessein tegenkwamen bij Karbala. Zij waren het die het beleg van Hoessein en zijn vrienden organiseerden en die hen van iedere toegang tot water afsneden.

Op de dag van Asjoera maakte Al-Hurr een belangrijke beslissing. Net voor de veldslag begon, verliet hij zijn post als bevelhebber in het leger en liep hij over naar de kant van Imam Hoessein. Zo werd hij de eerste die op de weg van Allah werd gedood door het leger dat hij een paar uur eerder zelf nog had geleid. De naam Al-Hurr betekent “vrij”, “vrije mens”, “vrij geborene” of “edel”.

Soms speelt het lot een vreemd spel. De fabriek van de schepping die voortdurend ontelbare dingen, stenen, bomen, rivieren, dieren, insecten, … produceert, toont soms een gevoel voor humor wanneer ze iets nieuws voortbrengt, een uitzondering op de regel. Ze schrijft een gedicht, maakt schildert een kunstwerk, doet iets unieks. In één woord samengevat, ze schept fenomenen met karakter. De Ka’aba als meest uitzonderlijke van alle huizen. De Chinese Muur als meest bijzondere van alle muren. De planeet aarde als meest merkwaardige planeet die rond onze zon draait. En de meest uitzonderlijke van alle martelaars is Al-Hurr.

De kunstenaarshand van het lot heeft dit tafereel met de meeste precisie gecomponeerd. Om het belang van dit verhaal te onderstrepen, heeft ze alle personages zorgvuldig uitgekozen. Stuk voor stuk zijn het personages uit de sfeer van het absolute. Alleen zo kan het verhaal het juiste effect teweeg brengen.

Het is een verhaal over een keuze, over de belangrijkste manifestatie van de zin van een menselijk leven. Maar over wat voor keuze gaat het? Iedere dag van ons leven staan we voor verschillende keuzes: carrière, vrienden, geliefden, huishouden, politieke partijen, … Maar in dit verhaal gaat het om een veel moeilijker keuze. De keuze tussen goed en kwaad. En het gaat niet om een keuze op filosofisch, wetenschappelijk of theologisch vlak. Het gaat om de keuze tussen waarachtige en leugenachtige religie, tussen rechtvaardige en onrechtvaardige politiek. En de prijs die op het spel staat, is het leven zelf.

En om de gevoeligheid in de situatie nog op te drijven, heeft de auteur de held van het verhaal niet in het neutrale midden geplaatst, tussen goed en kwaad in. Nee, de held begint het verhaal als bevelhebber van het leger van het kwaad. De regisseur van dit tafereel moet symbolen vinden die het verhaal op de beste manier overbrengen. Zou hij een Prometheus aan de ene kant zetten en een bende demonen aan de andere kant? Dat maakt het verhaal veel te mythologisch? Zou hij een Spartacus en Crassus kiezen voor de rol? Dat zou het verhaal een veel te simpele nationalistische en op klasse berustende klank geven. En wat met Ibrahim en Nimrod? Mozes en Farao? Jezus en Judas? Nee. Voor de meeste mensen blijven dat allemaal metafysische en hemelse personages die in niets lijken op gewone mensen. Als zij als helden gekozen worden, dan zou het verhaal minder sterk overkomen. Dan zouden mensen hen alleen maar bewonderen, maar nooit op het idee komen om hun voorbeeld te volgen in hun eigen leven. Maar de hoofdbedoeling van dit verhaal is tonen hoe mensen kunnen veranderen, hoe het zelfs voor een gewone en zondige mens, mogelijk is om toch te alle sociale, familiale banden te verbreken en een goddelijke verandering te ondergaan.

Het verhaal van de Islam zit vol met tegenstrijdige gebeurtenissen. De twee lijnen, die begonnen met Abel en Kaïn en die door heel de geschiedenis heen lopen, telkens met nieuwe gezichten, maar steeds tegenover mekaar, zijn ook in de Islam blijven verder bestaan. Nu zijn allebei die lijnen zelfs als “islam” aangekleed, maar twee vormen van islam die in tegenovergestelde richting gaan. Ironisch genoeg moet de held van dit verhaal kiezen tussen de twee uitersten van deze verschillende lijnen: Yazid en Hoessein.

Als dit verhaal inderdaad door een auteur bedacht zou zijn, dan zou het geprezen worden voor zijn authenticiteit en zijn artistieke niveau.

Wat is dan de naam van die held? Voor een historisch personage is het in de eerste plaats belangrijker welke rol hij speelt; De naam is minder van belang, want dat is gewoon de naam die zijn familie toevallig voor hem heeft uitgekozen. Als een verhaal daarentegen door een geniale schrijver is verzonnen, dan zou die een naam kiezen die relevant is voor de rol die de held gaat spelen. In dit verhaal kreeg de held zijn naam echter gewoon van zijn moeder. Zij noemde hem “Al-Hurr” (de vrije), alsof ze al wist welke belangrijke rol haar zoon zou spelen. Toen de Imam van de vrijheid dus over het dodelijk gewonde lichaam van Al-Hurr gebogen stond, zei hij: “O, Al-Hurr, moge God je zegenen. Je was vrij in deze wereld en je zal vrij zijn in de wereld die komt, precies zoals je moeder je genoemd heeft.”

Ook al heeft Al-Hurr een unieke rol gespeeld in de geschiedenis, de essentie van die rol bleef niet tot hemzelf beperkt. De betekenis van zijn keuze is van belang voor alle mensen en bepaalt zelfs min of meer de definitie van wat het betekent mens te zijn. Ze wijst op wat de mens onderscheidt van de andere schepsels door de verantwoordelijkheid van de mensen tegenover God, hun medemens en zichzelf. En Al-Hurr speelde niet zomaar met ijdele woorden en concepten, maar met echte liefde en met bloed.

“Iedere dag is Asjoera, ieder land is Karbala en iedere maand is Moharrem.” Wanneer we de diepgang begrijpen van dit beroemde gezegde van Imam Jafar As-Sadiq, dan voelen we dat we er nog moeten aan toevoegen: “en iedere mens is Al-Hurr”.

Onze geschiedenis, die begon bij Abel en Kaïn, is de manifestatie van het voortdurende conflict tussen de twee polen van God en Satan. Ook al werden die beide polen in iedere periode van de geschiedenis weer anders ingekleed. Juist daarom bevindt iedere mens zich steeds weer in dezelfde positie als Al-Hurr: alleen, tussen twee vuren, aarzelend, midden tussen twee legers die enorm veel op mekaar lijken. Aan de ene kant roept een bevelhebber uit het leger van de khalief zijn troepen toe “O Leger van God! Val aan!”. Aan de andere kant horen we de stem van een Imam, die nazindert doorheen heel de geschiedenis. Een stem die geen bevelen schreeuwt, maar een vraag stelt: “Is hier iemand die mij wenst bij te staan?” En jij die een mens bent, moet hier een keuze maken.

Het is door deze keuze dat je mens wordt. Voor het moment van die keuze, ben je niets. Je bent een existentie zonder een essentie. Je staat ergens in het midden. Een mens vindt zijn existentie door zijn geboorte en opvoeding, maar zijn essentie vindt hij door die keuze. Het is door deze keuze dat de schepping van een mens vervolledigd wordt, juist op het moment dat hij de zware last op zijn schouders torst en zich alleen voelt, alsof God en heel de natuur hem verlaten hebben bij het nemen van die gevaarlijke beslissing.

Nu kunnen we onze held evalueren. We kunnen aanvoelen welke lange reis hij heeft doorgemaakt die hem, op zo’n korte tijd, veranderde van Yazids Al-Hurr in Hoesseins Al-Hurr. Als hij er voor kiest om in het leger van Yazid te blijven, dan is zijn persoonlijke wereld en zijn leven veilig gesteld. Als hij er voor kiest om het kleine legertje van Hoessein te vervoegen, dan tekent hij zijn doodvonnis. Dit is de ochtend van Asjoera en, ook was de strijd op het slagveld nog niet begonnen, Al-Hurr realiseert zich dat de keuzemogelijkheid niet zal blijven bestaan. De tijd gaat snel en ieder moment telt. De storm in zijn binnenste is al opgelaaid.

In het begin hoopte Al-Hurr nog dat de gebeurtenissen niet op een oorlog zouden uitlopen, maar nu wordt het steeds duidelijker dat een gewapend treffen onvermijdelijk geworden is. Mensen, op een klein aantal reuzen van de geest na, hebben maar een eindige draagkracht voor het verdragen van vernederingen en beledigingen. Al-Hurr had nooit gedacht dat ambtenaar worden voor de regering van Yazid er op een bepaald moment toe zou leiden dat hij ook meegezogen zou worden in de misdadige samenzwering van Yazid. Voor hem was het werk in de eerste plaats een bron van inkomsten geweest. Iets wat niets te maken had met religie of politiek.

Nu realiseert Al-Hurr zich dat het onmogelijk is om zijn functie te verenigen met zijn religie. Daarom gaat hij, in een laatste wanhopige poging, naar zijn hiërarchische overste in het leger (Omar ibn-Sa’d), die nog maar net gepromoveerd is tot gouverneur van Rey en Gorgan en die net als hij liever niet ten oorlog zou trekken. Zou het dan niet beter zijn om een oplossing te vinden waarbij het bloed van de kleinzoon en de rest van de familie van de Profeet niet vergoten moet worden?

Al-Hurr en Omar ibn-Sa’d waren allebei helemaal vanuit het paleis van Yazid tot in Karbala gekomen en delen allebei dezelfde status en dezelfde sociale klasse. Deze Al-Hurr vraagt nu aan Omar: “Kunnen we dan echt geen vreedzame oplossing vinden voor deze situatie?”

“Als het van mij afhing, dat weet je, dan zou ik daar al het mogelijke voor doen. Maar je meester Obeyd Allah ibn-Ziyad wil van geen vreedzame oplossing weten.”

“Dus jij gaat vechten met deze man (Hoessein)?”

“Ja, bij God. Ik zal een veldslag uitvechten waarbij afgehakte hoofden en handen nog de minst erge gevolgen zullen zijn.”

Op dit moment is het duidelijk dat Al-Hurr niet langer spelletjes kan spelen met zijn religie. Op dit moment scheiden de wegen van deze twee mannen.

Op dit moment bestaat het tienduizend manschappen sterke leger van Yazid voor Al-Hurr uit niets anders meer dan een hoop gezichten zonder betekenis. Het is een massa mannen zonder persoonlijkheid, een groep mensen zonder hart die staan te roepen, maar niet weten wat ze zeggen. Mensen die oorlog voeren, maar niet weten voor wiens belang ze vechten.

Op dit moment geneest de Messias van liefde en van bewustzijn een blinde. Op dit moment wordt een dode weer opgewekt. Op dit moment wordt een moordenaar herschapen tot een martelaar.

Bij een reis is het niet voldoende om alleen naar de bestemming te vragen. Met moet ook vragen stellen over de plaats van vertrek. De reis van Al-Hurr krijgt pas betekenis wanneer we ons realiseren waar hij vertrokken is en waar hij slechts een halve dag later aankwam. En voor deze emigratie weg van Satan en richting God, heeft Al-Hurr geen filosofie of theologie gestudeerd. Hij heeft er geen lezingen of cursussen voor bezocht. Al wat hij deed was van richting veranderen. En het is juist die richting die alles betekenis geeft: kunst, wetenschap, literatuur, religie, gebed, pelgrimstocht, Mohammed, Ali, …

Nu is hij op weg. Rijdend op zijn paard, verlaat hij langzaam het leger van de khalief I.n de richting van Hoessein. Wanneer Muhajer ibn-Aws hem opgewonden en bezorgd ziet rijden, vraagt hij: “Wat is er met je, Hurr? Ik snap er niets van. Bij God! Als iemand me zou vragen wie de dapperste man in ons leger is, dan zou ik geen moment twijfelen. Ik zou meteen jouw naam noemen. En nu zie ik je hier verward en bezorgd.”

“Ik bevind me tussen Hel en Hemel en ik moet een keuze maken. En, bij God, Ik zal niets anders kiezen dan de Hemel, ook al zouden ze me in stukken snijden en tot as verbranden.”

De schepping van Al-Hurr was voltooid. Vanuit het vuur van de twijfel was hij naar de zekerheid van de waarheid overgegaan. Langzaam komt hij dichter bij het kamp van Hoessein. Naarmate hij dichterbij komt, hangt hij als teken van berouw zijn laarzen om zijn nek laat hij zijn wapens omlaag.

Hij ging niet in op Hoesseins uitnodiging om even te gaan rusten.

“Ik ben degene die jou heeft tegengehouden, o Hoessein. Is het mogelijk dat mijn berouw aanvaard zal worden?”

Hij kan niet langer wachten en keert onmiddellijk terug naar het front, waar hij het leger van Omar in de hardste bewoordingen aanvalt. Op die manier laat hij aan zijn voormalige leger en zijn voormalige bevelhebber weten dat hij niet langer een slaaf is. Hij is de vrije. Hij is Al-Hurr.

Als antwoord gooit Omar ibn-Sa’d, zijn voormalige bevelhebber, een pijl en roept: “Getuig tegenover onze khalief dat ik de eerste ben die een pijl gooit in de richting van het leger van Hoessein!”

Daarmee begon de slag bij Karbala.

Boodschap aan de Verlichte Denkers

Tafsir van Soerah Ar-Roem – De Romeinen door Ali Shariati

In naam van God.

De God van Mohammed
die de laatste boodschapper was
van bewustzijn, kracht en vrijheid.

De God van Imam Ali,
voorbeeld van een ware Moslim,
slachtoffer van onderdrukking
en leider voor de hele mensheid.

In naam van God.
Schepper van het huis van Fatimah,
het huis waarin we onze hoop op vrijheid vinden,
dat kleine huis dat zo groot is als heel de schepping.

In naam van God.
De God van Abu Dhar,
het beste voorbeeld voor de mustazafin,
de onderdrukten van het verleden en van vandaag.

De God van allen die in de geschiedenis geleden hebben,
die gemarteld werden
en van allen die vandaag nog steeds lijden.

De God van allen die in de geschiedenis
verstoken bleven van werelds bezit.
Allen die, ook al waren ze arm,
steeds het pad van Abraham bleven volgen
en bleven strijden voor vrijheid.

Sinds de tijd van Adam en de tijd van Hoessein
en tot in de eeuwigheid
zullen ze blijven strijden
om de mensheid te redden.

In naam van God.
De God van de martelaren (shuhada) die hun leven gaven
voor de zaak van rechtvaardigheid en waarheid.

Beste Broeders en Zusters.

De schitterende lezing daarnet door die jonge man deed me meteen denken aan Ali, hoe verlichtend het is om van hem te houden. Daar vinden we misschien meteen het antwoord! Als we in deze corrupte wereld, ook maar een vonk zouden begrijpen van wie Ali is, en als we die vonk kunnen doen overslaan in het hart van onze jongeren, dan zou de duisternis van deze jungle snel plaats maken voor het vurig licht van de liefde. Als we daar in slagen, kan vrijheid en begrip ontstaan.

In heel de wereld bestaan er samenzweringen om onze generatie jongeren gevangen te houden en hen te vernietigen. In plaats van echte rechtvaardigheid en vrijheid te leren kennen, dat wat ze echt nodig hebben, krijgt onze jeugd de vrijheid van het seksueel plezier. Overal, op radio en televisie en in kranten en kunstwerken, probeert men om “de seksuele behoeften te bevredigen”.

Als we daarentegen de jongeren zouden blootstellen aan de school van Ali en hen aansteken met een vonk van het eeuwig brandend vuur uit de haard van het stille en verlatene huis van Fatimah, dan zou dat vuur ook in hen blijven branden. Onze stilstaande, stilzwijgende en verdeelde samenleving zou een nieuwe lichtstraal van hoop leren kennen, een nieuwe bron van energie, een nieuwe beweging, een nieuw doel. Een verlichte en bewuste generatie zou dan leren leven volgens dezelfde principes als Ali, de principes die hij aan de wereld leerde door zijn geduld, zijn stilte, zijn pijn en zijn strijd.

Ik verlang naar de dag waarop de huidige wereldorde, gekleurd door het pessimisme, de vijandigheid en de kwaadaardigheid die de vijanden van de Islam onder de Moslims verspreiden om tweedracht tussen hen te zaaien zodat ze hun ware vijand vergeten, herschapen wordt. Ik verlang naar een wereld waarin geen energie meer wordt verspild aan twist over onze onderlinge verschillen, aan beschuldigingen, beledigingen, vernedering, afwijzing en veroordeling van mekaar. Alle Moslims zouden de juiste Islamitische leer moeten volgen en genieten van mekaars vriendschap en begrip. Ik hoop dat deze dag niet meer te ver af is. Het zal een dag zijn waarop onze moderne universiteiten zullen verbroederen met onze religieuze hogescholen, de wetenschappelijke professoren met de ulema (relitieuze geleerden), de ongeletterde gelovigen met de intellectuelen, de jongeren met de bejaarden, de modernen met de traditionelen, de dochters met de moeders, de zonen met de vaders. Ze zullen allemaal bij mekaar komen en mekaar verdedigen in hun verenigde strijd tegen de alle samenzweringen om de Moslims te onderdrukken. Het zal ook de dag zijn dat Moslims hun kennis over de ware Islam zullen uitdiepen.

Laat ons bidden dat die dag snel zal komen.

In deze lezing wil ik proberen om een gemeenschappelijk doel en een gezamenlijke strategie uiteen te zetten voor Moslims in de wereld van vandaag. Het is gebaseerd op het unieke boek dat voor alle Moslims beschikbaar is, de Schitterende Quran. De leer in dat boek is in staat om de verschillende splitsingen, tradities en sektes te overstijgen en de Moslims opnieuw te verenigen. Het kan de universele broederschap van alle Moslims doen herleven.

Tot op vandaag is de Quran het enige boek dat van iedere vorm van corruptie gevrijwaard is gebleven. Hoewel vijanden van de Islam (zowel van buitenaf als van binnen in, de grote supermachten en wereldrijken van die tijd, de khaliefen en koningen en de kwaadaardige ulema) er alles aan gedaan hebben wat in hun macht lag om de Quran te vernietigen of te veranderen, ze hebben steeds gefaald. Hun angst voor de Quran bleef voortbestaan, zelfs toen ze geleerd hadden om niet langer het boek zelf, maar de interpretatie ervan te veranderen. De vijanden van de Islam hebben er alles aan gedaan opdat de Quran niet langer het referentiekader van de Moslims zou zijn voor hun levenswijze en hun manier van denken. Zelfs niet voor theologie-studenten. En voor wie toch ondanks alles hartstochtelijk van de Quran bleef houden, hebben die vijanden manieren bedacht om de aandacht af te leiden van de inhoud naar de schitterende kaft, de prachtige kaligrafie of de sublieme recitaties. Zo lang men maar niet over de inhoud nadacht.

Los van alle samenzweringen uit het verleden om de Quran te ondermijnen en de voortdurende tegenstellingen tussen Moslims, zijn alle Moslims over de hele wereld, oud en jong, ongeletterd of intellectueel, shi’iet of soenniet, Oosters of Westers, van om het even welke culturele achtergrond het er over eens dat de Quran de basis van de Islam moet zijn. Ondanks de vele pogingen om de Quran te veranderen of te vernietigen, heeft het boek steeds overleefd en is het in al die tijd steeds letterlijk hetzelfde gebleven. Bewuste Moslims hebben dus de verantwoordelijkheid om de Quran opnieuw te introduceren in de Moslim gemeenschappen.

Waar moeten we beginnen? Het is een goed idee dat bewuste en bezorgde moslims mekaar proberen te ontmoeten in de plaatselijke moskee, de religieuze school of om het even welk ander religieus, wetenschappelijk of cultureel centrum, in de stad of in een dorp, op kantoor of zelfd in de fabriek. Overal moeten we samen basisgroepen oprichten om de Quran te bestuderen. Als we zo’n project opzetten, moeten we leerhuizen op alle mogelijke niveaus oprichten. Ons ultieme doel is dat iedere moskee en iedere religieuze school of bijeenkomst hun leer concentreert op de Quran. Maar we moeten ook begrijpen dat we, om de Quran beter te begrijpen, af en toe aandacht zullen moeten hebben voor de uitspraken en het leven van de Profeet en zijn trouwe en rechtvaardige metgezellen. We moeten hun woorden en daden samen met de Quran bestuderen.

De Heilige Quran zou steeds bij iedere Moslim aanwezig moeten blijven, zo zeer dat zijn schitterend licht je hart verlicht. Onder die omstandigheden, zullen afsplitsingen en verschillen verdwijnen en zal eenheid en samenhorigheid ontstaan in het licht van de Quran. Uiteindelijk zullen de woorden van de Quran het pessimisme en het onbegrip doen wijken voor optimisme en begrip.

Aangezien we vandaag het martelaarschap gedenken van Imam Ali, zou het een goed idee zijn om stil te staan bij zijn denken en handelen, bij zijn karaktertrekken en zijn levensverhaal. Maar ik heb besloten om in de plaats daarvan een soerah uit de Quran te bespreken. Ik beweer niet dat ik een bevoegde exegeet ben of dat ik zeer geleerd ben en de Quran door en door ken. Ik wil alleen een voorbeeld geven om aan te tonen dat de Quran een levend en hedendaags boek is. Dat is niet zomaar een vooroordeel van de gelovige Moslims, maar het is duidelijk merkbaar voor iedereen, Moslim of niet-Moslim, die het boek eerlijk, nauwkeurig en met een open geest onderzoekt.

We zullen Soerah al-Rum uit de Quran onderzoeken, Soerah 30. Dit Soerah zou net zo goed voor de hedendaagse Moslims geopenbaard kunnen geweest zijn. Het bespreekt heel nauwkeurig onze hedendaagse wereldorde. Het is daarenboven een buitengewoon motigerende en levende boodschap voor iedere hedendaagse verantwoordelijke persoon, in het bijzonder voor die verlichte Moslims die energiek volharden in hun strijd om kennis en bewustzijn te brengen voor de verstoten mensen in hun samenleving en die tegen alle frustratie en oppositie in verantwoordelijke Moslims blijven, die stevig blijven streven tegen iedere vorm van onderdrukking.

Zoals we al zeiden gebruiken we dit soerah als een voorbeeld om aan te tonen dat de Quran steeds weer levend is, terwijl al het andere wat bestaat steeds opnieuw veranderd. Sommige wezens sterven, andere worden geboren. Ook de verlangens, de pijn, de gedachten en het lot van mensen en samenlevingen veranderen voortdurend. De Quran, het Woord van God, daarentegen blijft steeds hetzelfde doorheen alle veranderingen en evoluties van de wereld. Het blijft in ieder tijdperk en op elke plaats geldig, wat ook de politieke, culturele of sociale omgeving is, welke klassen er ook bestaan. De Quran toont steeds de weg naar vrijheid voor ieder bewust individu.

Nog een laatste opmerking voor we beginnen met onze bespreking van soerah al-Rum. Ik wil me nog even verontschuldigen voor het feit dat ik dit soerah op deze manier voorstel, binnen het bestek van één lezing en niet zoals dat traditioneel gebeurt door in detail in te gaan op de interpretatie van ieder woord. Omdat onze tijd beperkt is, zullen we niet de hele tekst van het soerah kunnen bespreken. We zullen de nadruk leggen op die ayaat die de centrale boodschap van het soerah uitdukken. We moedigen het publiek aan om zelf, met de hulp van bestaande interpretaties, het hele soerah te bestuderen. Door concentratie en onverdeelde aandacht kan de diepe betekenis van het hele soerah ontdekt worden.

Alleen dan kunnen we spreken van een oproep om “terug te keren naar de Schitterende Quran”. Wanneer verantwoordelijke en verlichte zielen in Moslim gemeenschappen, op zoek naar een methode, een ideologie, een oplossing voor de problemen waar hun land mee kampt, zouden terugkeren naar het beste boek, dan zouden ze er de lessen uit kunnen leren. Ze zouden de unieke en wonderbaarlijke natuur van de Quran echt leren kennen.

in naam van God
de Barhmartige, de Erbarmer

A L M

de Romeinen zijn verslagen
in een land dicht bij

maar na hun nederlaag
zullen zij zeker zegevieren
binnen een paar jaar

God heeft de leiding
van tevoren en nadien

en op die dag
zullen zij die vertrouwen
zich verheugen

( 30 : 1-4 )

Deze ayaat zijn het hart, de essentie van het hele soerah. De Quran maakt en voorspelling waar niemand zich bewust van is. Hij geeft een accurate beschrijving van wanneer “iets” zal gebeuren. Wat? Waar? Wanneer? Zoals aan de Profeet Mohammed werd geopenbaard, voorspelt deze ayah dat de Byzantijnen (de Romeinen) tien jaar na hun nederlaag zullen zegevieren in een land dat dichter bij is. Denk eraan dat die voorspelling niet zomaar de persoonlijke mening van de Profeet was. Als hij aan de waarachtigheid van de voorspelling had getwifeld, dan had hij ze nooit vermeld. Denk er ook aan dat de Profeet Mohammed niet zei dat die gebeurtenis “in de nabije toekomst” zou plaatsvinden, zodat ze even goed geïnterpreteerd kon worden als “binnen dertig jaar” of zelfs als “binnen honderd jaar”. Hij voorspelde ondubbelzinnig hoe lang het na de nederlaag zou duren voor ze opnieuw zouden overwinnen.

De geschiedenis leert ons dat die voorspelling klopte. Zoals zo veel andere uitspraken in de Quran, laat ze ons geloven in zuivere mirakels die buiten het menselijk begripsvermogen liggen. Sommige ideeën lijken eerste onlogisch, maar wanneer een fenomeen zich doorheen de Quran steeds opnieuw op dezelfde manier openbaart en wanneer dat steeds opnieuw door de profeet herhaald wordt, beginnen mensen te vertrouwen in die Quran en die Profeet als een unieke bron van kennis en wijsheid.

Om herkend te worden door gewone mensen, moesten profeten wel mirakels verrichten. Vooral tastbare mirakels, zoals deze verricht door Mozes, Jezus, Mohammed en alle andere profeten. De gave om mirakels te verrichten, overtuigde de ongeletterde mensen dat de kennis en de kracht van die profeten ontstond uit een bron voorbij de fysieke realiteit, met andere woorden een bron in het onzichtbare. Ongeletterde mensen verlangden dat een Profeet een steentje in goud zou veranderen voor ze hem zouden geloven. Bewuste mensen daarentegen, die inzicht hadden in deze wereld, aanvaardden de profeten niet op basis van hun mirakels, maar eerder op basis van de boodschap die ze brachten.

Een gelovige met dat inzicht, erkent de waarde van de Quran op basis van de inhoud, het ritme, de klank en de harmonie van de woorden, die bevreemdend zijn en heel anders dan de woorden van mensen. Zelfs zonder voorspellingen of mirakels zou een bewuste mens met kennis en inzicht zich realiseren dat de Quran een uniek boek is. Dat betekent dat de Quran zelf het grootste mirakel is van de Profeet Mohammed. Hij werd gestuurd voor de tijd van de Profeet en voor alle tijdperken die daarna nog komen, voor de tijd waarin mensen een vele hoger niveau van bewustzijn, begrip en verstand zullen bereikt hebben, waarin ze de Quran zullen herkennen en erkennen als het woord van God en als het beste bewijs van het feit dat Mohammed Gods Boodschapper was.

De eerste Moslims (Khadija, Ali, Abu Dhar, Ammar, Salman…) vroegen nooit een mirakel van de Profeet. Van zodra de Profeet begon te spreken, herkenden ze de waarde van zijn boodschap. Toen Abu Dhar bijvoorbeeld, na een lange tocht door de woestijn bij de profeet kwam, vroeg hij wat dat profeetschap betekende. Het simpele antwoord van de Profeet “Ik ben degene op wie de levende zielen wachten”, overtuigde Abu Dhar. Bewogen door zijn vertrouwen en zijn waarachtigheid schonk diezelfde Abu Dhar vanaf toen zijn eigendom en zijn hele leven om de boodschap van die profeet te ondersteunen en verder te verspreiden.

Een ander voorbeeld is Ali die als jongen van acht jaar bij zijn oom de Profeet moest inwonen omwille van problemen in de famile. Toen die de Profeet en zijn vrouw Khadija zag bidden en buigen, vroeg hij hen waarom ze dat deden. Het antwoord van de profeet was opnieuw heel eenvoudig. Hij zei dat hij door God was uitgekozen om de mensen aan te spreken en hen twee essentiële principes uit te leggen. Eerst en vooral dat God één is en de enige ware god, terwijl alle andere goden vals zijn. En dan dat Mohammed zijn Boodschapper is. Ali reageerde op een vreemde manier. Hij vertelde de profeet dat hij met zijn vader wilde overleggen. De profeet ging akkoord en na het gesprek ging Ali alleen in zijn kamer liggen. Hij dacht de hele nacht na. De volgende ochtend, nog voor hij met zijn vader had gepraat, zocht hij de Profeet opnieuw op en vroeg hem om in de Islam te mogen treden. Ali legde uit hoe hij de hele nacht hard had nagedacht over hun gesprek en dat hij tot de conclusie was gekomen dat God niet eerst bij Abu Talib, Ali’s vader was gaan overleggen voor hij Ali had geschape, Ali moest dus zelf ook niet eerst bij zijn vader gaan om toestemming te vragen om God te mogen aanbidden. Hij herhaalde zijn vraag om in de Islam te mogen treden. De Profeet vervulde zijn wens. Terwijl hij de hand van zijn oom, Gods Boodschapper, schudde, zweerde hij trouw. De beroemde geschiedkundige Thomas Carlyle schreef: “Toen dit kleine handje in die grote sterke hand van de profeet lag, veranderde de koers van de geschiedenis.”

Dit is de manier waarop bewuste mensen geloven, zij verlangen geen fysieke mirakels.

Nu terug naar soerah al-Rum. Zij die dit soerah kenden, waren gefascineerd door deze voorspelling die later werkelijkheid werd. Het accuraat voorspellen van het verlies van het Byzantijnse Rijk en hun overwinning tien jaar later, was een mirakel dat getuigde van het profeetschap van de Profeet Mohammed en van het feit dat de Quran inderdaad het woord van God was.

Maar was het enige doel van dit soerah om de toekomst te voorspellen? Spreekt het alleen maar over die ene gebeurtenis uit de voorspelling, een eenmalige gebeurtenis lang geleden die nu al lang niet meer relevant is? Kunnen we in deze ayaat geen dieper liggende boodschap ontdekken voor de die in de corrupte wereldorde van vandaag moeten leven en inzicht proberen te krijgen in hun problemen? Is er geen andere boodschap voor de verlichte zielen die koortsachtig op zoek zijn naar een ideologie, een boodschap of een manier om hun belofte en hun plicht tegenover de mensheid te vervullen?

Is het mogelijk dat de Quran een heilige boek is waarvan de voorspellingen slechts een beperkte houdbaarheidsdatum hebben? Dat kan niet. Achter het grote mirakel moet een grote boodschap liggen. Denk aan de zonsopgang. Oppervlakkig gezien, lijkt iedere zonsopgang hetzelfde. Maar in werkelijkheid gaat de zon steeds weer over een andere wereld op. Samenlevingen, systemen, naties en generaties wisselen mekaar af. De zonsopgang brengt steeds weer leven, warmte en inzicht. Het lijkt alsof die door de eeuwen heen onveranderd blijft. De mensheid heeft Quran nodig, net als zonneschijn. Los van de tijd waarin we leven, de cultuur of familie waarin we opgroeiden, de technologische, economische of politieke omstandigheden. We moeten de Quran ook niet vergelijken met de woorden van om het even welke autheur, dichter, filosoof of socioloog.

De volgende beschouwingen over het Byzantijnse Rijk, kunnen aantonen dat de Quran nog steeds springlevend is. Stel dat er vandaag opnieuw een profeet naar de wereld zou komen, die een actuele boodschap voor de mensheid geopenbaard zou krijgen, dan zou dat even goed opnieuw soerah al-Rum kunnen zijn.

Om de titel van het soerah uit te leggen en om de gelegenheid van openbaring beter te begrijpen, is het nodig om eerst wat uitleg tegeven over de relevante aardrijkskunde en geschiedenis.

Hoewel de regio natuurlijk in de loop der eeuwen ingrijpend veranderd is, kan een hedendaagse kaart van het Midden Oosten ons helpen om een beter zicht te krijgen. De belangrijke regio’s zijn het Arabische Schiereiland, vooral de steden Mekka en Medina, en het grondgebied van de vroegere Perzische en Byzantijnse Wereldrijken. De Profeet Mohammed werd in die regio gebroen rond het jaar 570 nC en werd profeet toen hij veertig jaar oud was. Rond 622 was zijn missie als profeet op een hoogtepunt.

Hoe zag de wereld er uit in 622? Hoe zag de omgeving van de Profeet er toen uit? Het soerah werd geopenbaard in Mekka, voor de profeet migreerde naar Medina. In die tijd had de profeet maar heel weinig metgezellen, er waren haast geen Moslims. Op een paar uitzonderingen na, waren al die moslims ook straat arm en werden op de koop toe vervolgd en gemarteld door niet gelovigen. De meesten van die eerste Moslims waren dakloze vreemdelingen, vervreemd van de rijke families en de heerers in Mekka. Afgesneden van alle banden van de stam, van eigendom en eer, vormden ze een zwakke, ongewapende en verpauperde bende wiens gezichten verwrongen waren door de pijn en het lijden. Veel van die eerste Moslims, zoals Ammar, Yasir en Sumayyah werden ook nog eens als slaven uitgebuit door misdadige meesters en land-eigenaars uit Ta’if of Karavaan-eigenaars van de Qoeraish.

Sumayyah, een vrouwelijke zwarte slaaf uit Abyssinië, was in Mekka getrouwd met Yasir, een arme Arabische migrant die weggevlucht was uit de woestijn in Yemen. Voor hun huwelijk hadden ze allebei in armoede geleefd, dakloos en eenzaam. Toen Yasir in Mekka werk had gevonden, vroeg hij Sumayyah ten huwelijk. Zij aanvaardde. Ammar was het eerste kind uit hun huwelijk. Dat dit gemengde gezin uit de laagste sociale klasse kwam, was voor iedereen duidelijk. Toch waren zij drie bij de eersten die interesse hadden in de Islam. Ze bekeerden zich al tijdens het eerste jaar nadat de Profeet was beginnen preken. Ze wisten dat de kans groot was dat ze hiervoor door hun meesters gemarteld zouden worden als waarschuwing voor andere manensen.

Iedere dag nam Abu Jahl, één van de bekendste leiders van de heersende klasse in Mekka, het echtpaar en hun zoon mee naar de brandend hete woestijn buiten de stad, waar hij hen onder de schroeiende zon martelde tot de dag voorbij was. Tijdens elke foltersessie introduceerde Abu Jahl weer een nieuwe methode om pijn toe te brengen. Zijn doel was om hen zo ver te krijgen dat ze de Profeet zouden vervloeken. Maar Yasir, Sumayyah en Ammar bleven volarden, ondanks de vreslijke martelingen. Abu Jahl verklaarde dat hij alleen maar zou stoppen met folteren als de familie van de Profeet hem en zijn boodschap zouden verwerpen.

Om hun trouw aan de profeet en hun volharding in hun geloof te tonen, bleven de slachtoffers kalm en probeerden ze de folteringen te verdragen. De Profeet, arm en machteloos, was niet in staat om zijn volgelingen te beschermen tegen de worde van Abu Jahl. Hoewel de Profeet zelf lid was van een sterke familie, stond hij er alleen voor, zonder de minste verweermiddelen. Om het lijden van Yasir, Sumayyah en Ammar te verzachten, kon de profeet niets anders doen dan naar de folterplaats te gaan en daar getuige te zijn van de wrede folteringen. Hij kon zijn mensen niets anders bieden dan zijn troost en zijn steun.

Wanneer we horen spreken over “mensen van het zwaard”, dan denken we meestal aan genadeloze aggressieve wilden. Het is moeilijk om ons in te beelden hoe de Profeet die gekend was als moedig en sterk, tegelijk ook zo’n sterke affectie en empathie kon tonen. Zelfs de profeet Jezus had die kwaliteiten niet in diezelfde mate. De profeet van de Islam was de enige die tegelijk het zwaard van Caesar in de hand had en het hart van Jezus in zijn borstkas.

Hij was een gevoelige mens en werd gedwongen om toe te zien hoe de beste mensen, voorbeelden van liefde en vertrouwen, overgeleverd werden aan de folteraars van Abu Jahl en zijn handlangers. Jammergenoeg kon hij niets ondernemen tegen deze misdaden. Hij kon kon geen maatregelen nemen om een einder te stellen aan die folteringen.

Iedere dag stond hij bij de slachtoffers, was hij getuige van de de sadistische spelletjes van de folteraars. Hij zag hoe ze dronken werden van hun eigen wandaden en hoe ze mekaar vrolijk aanspoorden tot nog extremere vormen van foltering voor zijn volgelingen. Hij stond daar, maar kon niets anders doen dan de slachtoffers moreel steunen tijdens hun uren van machteloosheid, hopeloosheid en angst. Hij bad dat Gods hulp en overwinning snel mocht komen. De Profeet moedigde zijn vrienden aan om geduldig te zijn en te volharden in hun verzet.

Iedere dag stond de Profeet van de Islam te kijken naar de oude trouwe zwarte vrouw Sumayyah, de oude arme liefdevolle en trouwe man Yasir en de opgroeiende jonge man die helemaal ingenomen werd door de liefde voor God en zijn Profeet, ‘Ammar. Ook al werden ze voortdurend gefolterd, deze slachtoffers bleven een bloedig symbool van koppig verzet tegen onrecht en van een ongeziene mentale kracht. Telkens wanneer ze de Profeet zagen aankomen, probeerden de slachtoffers hun pijn en hun wanhoop te verbergen. Ze probeerden kracht, zelfbeheersing, vreugde en toewijding en liefde voor God en zijn Profeet te tonen. Nadat hij gedeeld had in de pijn en het verdriet van zijn gefolterde vrienden, vertrok de Profeet weer.

Iedere dag werd dit tafereel herhaald, tot de Profeet op een dag aankwam en Summayah en haar man nergens vond. Ook de folteraars waren nergens te bespeuren en nergens hoorde hij de kreten van Abu Jahl en zijn handlangers. Midden in het doodstille dal van Mekka zag de Profeet alleen ‘Ammar, die de ernst van een Ethiopiër, de gevoeligheid van een Arabier en het bewustzijn van een Moslim in zich had. Nu zag hij ‘Ammar alleen in de woestijn. Zijn handen en voeten waren niet vastgebonden, niemand bewaakte hem. Waarom bleef hij dan op die plaats van onheil?

Toen de Profeet dichterbij kwam, merkte hij dat ‘Ammar in een ongewone houding zat. Een houding die hij zelfs tijdens de meest ernstige folteringen niet had aangenomen. Hij hield zijn hoofd tegen zijn borst gebogen en probeerde zijn gezicht te verbergen voor de Profeet. Aangezien hij al vaak de kracht en het uithoudingsvermogen van ‘Ammar had gezien, was de Profeet verbaasd om hem nu zo zwak en hopeloos te zien. Hij probeerde ‘Ammars hoofd op te tillen, hij raakte zijn krullend haar aan. Hij vroeg ‘Ammar om hem aan te kijken, maar deze reageerde niet. Hij herhaalde zijn verzoek, maar merkte hoe er nu tranen vielen uit dat verborgen gezicht. ‘Ammar deed nog meer zijn best om de Profeet niet aan te kijken.

Nu besefte de Profeet dat ‘Ammar de wreedst mogelijke foltering had moeten ondergaan. Hij was gedwongen getuige geweest van de pijnlijke marteldood van zijn ouders. Hun lichamen waren verwijderd, maar ‘Ammar was gebleven. Waarom? Waarom was hij niet naar de stad teruggekeerd? Terwijl ‘Ammar huilde, probeede de Profeet hem te kalmeren. Hij sprak een rouw-gebed uit voor zijn ouders en loofde hun uithoudingsvermogen, hun vertrouwen, hun liefde.

Maar ‘Ammar was niet bezorgd over het lot van zijn ouders. Hij leed aan een ondraaglijke pijn. Hij zei: “O Boodschapper van God. Ik heb uiteindelijk dat gezegd waar ik al zo lang een afschuw van had.” De Profeet begreep dat ‘Ammar gebroken was nadat hij had moeten zien hoe zijn ouders tot de dood gefolterd werden. Zoals iedere mens, had ook ‘Ammar gevoelens en emoties die zijn uithoudingsvermogen begrensden. Toen ‘Ammar uiteindelijk gebroken was, deed hij Abu Jahl een plezier en zichzelf onnoemlijk veel pijn door God en zijn Profeet af te zweren. Als beloning was hij vrijgelaten.

Toen hij even later weer bij zijn volle bewustzijn kwam, voelde hij de pijn van de folteringen niet meer. Hij hoorde de kreten van Abu Jahl en zijn handlangers niet meer. Het begon tot hem door te dringen dat hij niet meer vastgebonden was. Eerst was het moeilijk om zich te herinneren wat er precies gebeurd was, maar al snel drong het tot hem door dat hij bezweken was onder de ondraaglijke folteringen en dat hij gedaan had wat de vijanden van de Islam wensten. Hij schaamde zich diep. Hij kon deze schande moeilijker verdragen dan de folteringen van Abu Jahl en zijn handlangers. Hij schaamde zich zo diep dat hij niet eens meer dacht aan de dood van zijn ouders. Hij was bang om terug naar huis te gaan en de Profeet te moeten aankijken. Hij stond alleen in de woestijn, dakloos en hulpeloos. De Profeet voelde de pijn van ‘Ammar en sprak tot hem: “Maak je geen zorgen als je iets gezegd hebt dat je niet meende. God vergeeft.” ‘Ammar vond weer een sprankel hoop.

‘Ammar kon zijn leven opnieuw oppakken. Hij leefde nog dertien jaar voor de Hijra en nog veertig jaar erna. Iedere dag bleef hij de Islam verdedigen. Zo lang de Profeet leefde en tot aan de tijd van Uthman (de derde Kalief), nam ‘Ammar deel aan talloze veldslagen. Zelfs wanneer hij oud geworden was en zijn krachten het lieten afweten, bleef hij zich inzetten voor de Islam. Tientallen jaren nadat hij vernomen had dat zijn loochening van God en zijn Profeet hem vergeven was, bleef ‘Ammar zich nog inzetten om het goed te maken.

Velen hadden de Profeet horen zeggen dat ‘Ammar zou sterven door de hand van de onderdrukkers. Toen hij oud geworden was, en wist dat hij niet meer in staat was om met een zwaard te vechten, besloot hij om met blote handen te vechten in het leger van ‘Ali tijdens de veldslag van Sifin. Hij deed zijn uiterste best om, ondanks zijn zwakheid en zijn leeftijd, toch te vechten. Hij voelde dat het leger van Mu’awiya hem zou doden en hij wist dat ze zich op die manier zouden ontmaskeren. Het leger van Mu’awiya was er zelf ook op belust om ‘Ammar te doden, behalve diegenen die gehoord hadden over de uitstpraak van de Profeet. ‘Ammar deed zijn best om op de eerste rij van het gevecht te geraken. Hij vocht moedig, maar hij werd gedood. Toen hij omkwam, schreeuwden de volgelingen van Mu’awiya niet alleen dat ‘Ammar gedood was, maar ze herinnerden zich ook wat de Profeet over hem had voorspeld. Ze begonnen onder mekaar te discussiëren en raakten in de war. Dit versterkte de overtuiging van de Moslims die voor ‘Ali vochten. Dit toont hoe uniek de dood van ‘Ammar was geweest.

Bilal was een ander slachtoffer van de folteringen van de Moslim-haters. Zijn folteraar was Umayyat ibn Khalaf. Iedere dag brachten ze hem naar een plaats buiten Mekka, waar een vat water verwarmd werd in de brandende woestijnzon. De folteraars duwden het hoofd van Bilal in dat water tot hij bijna stikte. Toen ze zijn hoofd loslieten, snakte hij naar adem waarna hij zei “Ahad” (dat betekent “één”, hij bedoelde dat God één is). Hoe zwaar de folteringen ook werden, Bilal bleef maar herhalen “Ahad. Ahad.” Toen hij het bewustzijn dreigde te verliezen en bijna dood was, lieten ze hem liggen, uitgeleverd aan de brandende zon van de woestijn en de spottende opmerkingen van voorbijgangers. Hij werd zonder mededogen gepest, vervloekt, en bespuwd. Zijn pijnlijke lichaam werd over de grond gesleurd. Maar zijn uitroep “Ahad! Ahad!” ging niet verloren. Omwille van deze gebeurtenissen werd “Ahad!” de slogan die moslims uitriepen tijdens iedere strijd. Het is één van de unieke ergenissen die Bilal naliet.

Deze verhalen tonen hoe de eerste Moslims in Mekka moesten leven. Ze illustreren de kracht van de mensen die de arme en eenzame Profeet steunden in zijn strijd. Ze hadden niet dezelfde rechten als gewone Arabieren in Mekka. Ze mochten niet eens bidden bij de Kaäba, die normaal gezien toegankelijk was voor iedereen. Ze werden blootgesteld aan alle mogelijke vormen van misbruik en geweld. De Profeet werd vervloekt, het slachtafval van schapen werd over hem uitgestort. Hij werd gestenigd wanneer hij wilde bidden. In die moeilijke situatie was er alleen een kleine groep arme, eenzame en dakloze personen die hem bleven steunen. Maar juist in die omstandigheden, in die tijd van zwakte, wanhoop en hulpeloosheid, zei de Profeet tot zijn volgelingen: “Jullie zullen de overwinnaars van de geschiedenis zijn. Niet de supermachten, de grote wereldrijken, de Caesars van deze wereld, maar jullie, de Moslims, zullen de wereld leiden. Jullie zullen niet alleen regeren over Arabië, Mekka of de stam van de Qoeraish, maar jullie beweging zal ook Perzië en Byzantium, Yemen en Egypte veroveren.” Dit waren de woorden van een eenzame leider, wiens volgelingen geleden hadden onder de vervolgingen, uitgemoord waren of verplicht om te vluchten naar Abyssinië om aan het gevaar van de Qoeraish te ontsnappen. Deze leider van die kleine groep Moslims sprak met overtuiging. Hij vertelde zijn volgelingen dat zij over de wereld zouden regeren.

De Profeet verzekerde hen dat, ook al zouden alle intellectuelen van zijn tijd hen uitlachen, de Moslims uiteindelijk zouden regeren over de grote beschavingen in het Oosten en het Westen. Wie waren die intellectuelen in de tijd van de Profeet? Een deel van hen waren rijke zakenmannen, die land bezaten in Ta’if of goederen importeerden uit Iran, Byzantium, Yemen of Syrië. Anderen hadden al kennis gemaakt met andere religies. Tot slot waren er ook nog verschillende mensen die door hun zakelijke banden met het Perzische Rijk voldoende bekend waren met vreemde culturen en talen. Zij waren het die neerkeken op de Quran. Ze vonden dat boek niet meer dan een vreemde verzameling oudbollige verhalen, waarvoor zij veel betere alternatieven kenden. Daarom gingen ze naar de Masjid al-Haram om er aan een Arabisch publiek de verhalen te vertellen over Rustam, Esfandiar en Ashkabus. Door dat soort optredens, probeerden de intellectuelen de bevolking af te leiden, zodat ze niet zouden nadenken over de boodschap van de Profeet.

In tegenstelling tot die intellectuelen, die alle mogelijke kennis hadden over de weereld en over het heelal, was de profeet maar een onwetende leek. Hij was nooit verder geweest dan de naburige regio’s en meestal bleef hij dicht in de buurt van Mekka. De Profeet had geen andere heilige boeken gelezen en bestudeerd. Hij was niet bekend met de andere bestaande beschavingen en culturen, wereldrijken, religies en machthebbers. Verder wist de Profeet niets over de sterkte van de legers van die wereldrijken of over de verschillende soorten wapens die deze legers gebruikten. Hij had absoluut niet voldoende informatie om in te schatten hoe sterk deze supermachten waren. De volgelingen van de Profeet waren nog slechter af. Zij hadden geen enkele toegang tot wetenschappelijke kennis, geen enkele ervaring met kennis opdoen en ze hadden een heel lage sociale en culturele status. Ze behoorden bijna allemaal tot de onderklasse van de maatschappij.

Die intellectuelen keken neer op de zoon van Abdullah en de arme mensen die hem omringenden. Hield deze Profeet alleen zijn volgelingen voor de gek, of geloofde hij zelf wat hij zei? Hoe kwam hij erbij om zijn vrienden te verzekeren dat zij, als ze zich zouden inzetten en vertrouwen op Allah, over de wereld zouden regeren? Hij wist niets over aardrijkskunde, zijn kennis over de wereld was beperkt tot Mekka, Medina en een handvol Arabische stammen. Ze beweerden ook dat de Profeet niets wist over het Arabisch legioen van het Byzantijnse leger, dat uit meer dan honderdduizend militairen bestond, allemaal uitgerust met de beste wapens. En dat was alleen nog maar de noordelijke divisie van het leger. De zuidelijke divisie bestond uit evenveel goed uitgeruste en getrainde ruiters. Als beide divisies samen ten strijde trokken, dan vormden ze een krijgsmacht van tweehonderdduizend goed bewapende militairen. De Perziërs hadden zevenhonderdduizend soldaten naar Griekenland gestuurd, terwijl vijfhonderdduizend soldaten in hun noordelijk leger dienden en driehonderdduizend goed bewapende soldaten gelegerd waren in Isfahan. Ieder paard in het Perzische leger had een zadel en versieringen die meer waard waren dan alle wapens van de Arabieren samen.

Maar, hoewel hij over al die zaken niet veel wist, vertelde de Profeet aan Bilal, Khubab, ‘Ammar, Summayah, Salman en de anderen dat zij, als ze hard zouden werken en rechtvaardig zouden leven, over de hele wereld zouden regeren.

De Profeet wist niet dat heel Arabië, alle stammen en steden van Arabë en Yemen, voor de Perziërs of de Byzantijnen om niet waardevol genoeg waren om te veroveren. Dat betekende dat de Arabieren voor hen niet eens de moeite waard waren om hen als slaven te dienen, om door die grootmachten gecoloniseerd te worden. Toen de Perziërs Griekenland en Egypte binnenvielen, maakten ze om tot in Egypte te geraken, een omweg rond het Arabisch schiereiland heen. Egypte werd veroverd.

Irak, de Rode Zee, Turkije en Griekenland maakten in de zevende eeuw allemaal deel uit van het Byzantijnse Rijk. Toen de Profeet zijn boodschap begon te verspreiden, was de hele bekende wereld verdeeld tussen het Perzische en het Byzantijnse rijk. Deze twee grootmachten van die tijd waren allebei machtige beschavingen met sterke legers. De hele wereld was tussen die twee staten verdeeld. Het leven en het lot van alle volkeren en beschavingen werden gepland en gecontroleerd vanuit Constantinopel of Ctesiphon, de hoofdsteden van het Byzantijnse en het Perzische Rijk. Als er landen of volkeren bestonden die niet door de Perzische of Byzantijnse heersers werden geregeerd, dan was dat niet omdat ze sterk en onafhankelijk waren, maar omdat ze niet belangrijk genoeg waren voor die grootmachten. Ze waren politiek, economisch en historisch waardeloos. Het was voor de supermachten de tijd en de moeite niet waard om die landen te proberen veroveren.

Tijdens de zevende eeuw lag Mekka dus midden tussen de twee sterkste beschavingen, ideologieën, filosofieën, sociale systemen, militaire structuren en samenlevingsvormen van die tijd. De Perzische en Byzantijnse legers waren hadden de meest gesofesticeerde en de meest moderne wapens van die tijd. Perzië heerste over het hele Oosten, terwijl de Byzantijnen over het Westen heersten. Maar Mekka en Medina waren twee kleine dorpen waar noch de Byzantijnen, noch de Perziërs interesse in hadden. De Byzantijnen zagen het niet zitten om door de barre Noordelijke Woestijn te trekken om bij Medina te komen. De Perziërs van hun kand hadden geen zin om door Rab’-al-Khali en de hete woestijn van Najd te trekken om zo in Mekka te komen. Want, alles wel beschouwd, wat was Mekka eigenlijk? Er was een simpele tempel (de Ka’bah) en de inwoners waren karavaan-handelaars en herders. Het was een onvruchtbaar gebied waar haast niets wilde groeien. En wat viel er in Medina te halen? Een paar palmbomen, twee grote stammen van boeren en een paar Joodse families die naar gewoonte handel dreven en zaken deden.

We zouden ons kunnen afvragen welke wereld hier beschreven wordt, die van de zevende eeuw of die van vandaag.

De Profeet woonde in Mekka, een klein dorp dat vooral bekend was voor zijn tempel. Dat dorp was in die tijd aan het uitgroeien tot een heuse stad, die kon profiteren van zijn ligging op het knooppunt van karavaanroutes. De Zijderoute was één van de belangrijkste economische aders die zich uitstrekte van China tot in Rome. Ze passeerde door Perzië en doorkruiste het noorden van Arabië (dat vandaag voor een deel in Turkije ligt). Door de oorlog tussen de Perziërs en de Byzantijnen, probeerden meer en meer handelaars echter de Zijderoute te vermijden wanneer ze Chinese en Perzische goederen naar Europa wilden krijgen. De woestijn was echter een meedogenloze bloedhete plaats waar niets groeide. De enige manier om door deze onherbergzame omgeving te trekken, was met kamelen. Zakenlui moesten dus onderhandelen met kameel-eigenaars of Arabische caravaandrijvers om hun goederen door de woestijn te vervoeren. Mekka en Medina liggen aan de westelijke rand van de woestijn.

Veel geschiedkundigen verwijzen onterecht naar de Aristocratie van de Quraish en beweren dat er veel aristocraten in Mekka woonden. Ze beseffen waarschijnlijk niet dat Mekka op zich niet veel meer was dan een tempel. Hoeveel zou de totale eigendom van Abu Sufjan waard geweest zijn? Waaraan moest iemand in die tijd voldoen om tot de aristocratie te behoren? Wie een paar kamelen bezat of regelmatig als onderhandelaar mocht optreden bij zaken, werd waarschijnlijk al als een aristocraat beschouwd. Als we echter in Perzische of Romeinse boeken uit de zevende eeuw op zoek gaat naar het woord “Arabië”, dan zul je die bijna nergens tegenkomen. Slechts in een paar Griekse manuscripten word die term gebruikt. En dat zijn dan eigenlijk nog verwijzingen naar Yemen, een land waarover gesproken werd omwille van zijn vruchtbaarheid en zijn betekenis als brug tussen Perzië en Abessinië.

In deze regio, waar de Perzische en Byzantijnse grootmachten zo weinig aandacht voor hadden en dat ze zelfs de moeite niet waard vonden om te veroveren, dat de Profeet geboren werd, dat hij openbaringen doorkreeg, zijn boodschap verspreidde en de Islamitische Revolutie aanvatte. In die omstandigheden zou het niet vreemd geweest zijn als zo’n beweging, als een zandstorm in de woestijn, kort en hevig zou zijn. Men zou verwachten dat ze snel weer zou verdwijnen, de wereld buiten Mekka zou normaal gezien nooit over die beweging horen. Hoe zou de kracht van zo’n beweging ooit verder te voelen zijn dan in Mekka zelf? Als de Profeet en zijn volgelingen in hu opzet zouden slagen, dan zou de dreiging van de revolutie zou hoogstens in Mekka zelf gevoeld worden. Wat zou er kunnen gebeuren als zij zouden slagen?

In die hopeloze situatie, waarin een groep arme en onderdrukte, ongeletterde, dakloze, vervreemde, gefolterde en hulpeloze mensen niets kon doen om de beulen ervan te weerhouden hen en hun vrienden te folteren, probeerde de Profeet van de Islam hen te troosten. Hij verzekerde zijn volgelingen dat, als ze vertrouwden op de Islam, zouden regeren over de hele wereld.

De zogenaamde intellectuelen vonden het belachelijk en lachten hem en zijn volgelingen uit. Zij geloofden er niets van. Wisten die schooiers eigenlijk wel iets over de wereld? Wisten ze eigenlijk wel iets over hoe macht werkt? Hadden ze er enig idee van wie de meeste wapens had en wie of wat er de Romeinen had kunnen verslaan? Alleen de Perziërs waren, misschien, in staat om het Byzantijnse Rijk te verslaan.

Gedurende elf eeuwen (van 550 vC tot 622 nC) hadden het Perzische en het Romeinse rijk de hele wereld in hun macht en vochten ze voortdurend tegen mekaar. De Arabieren worden nauwelijks vermeld in de geschiedenis van dat tijdperk. Ze waren zichtbaar geworden door de handelsroutes en een paar kameel-eigenaars en karavaandrijvers maakten kennis met een aantal zakenmensen. In die tijd onderging een dakloze man, die in het huis van zijn oom woonde en zichzelf niet eens kon verdedigen tegen die kameel-eigenaars, talloze moeilijkheden in zijn leven. Hij huwde de vrouw voor wie hij werkte, een vrouw die veel ouder was dan hij zelf. Dat was de man die durfde beweren dat de Moslims de hele wereld zouden veroveren. Deze surah bevestigt dit.

A L M
de Romeinen zijn verslagen

( 30 : 1-2 )

Zelfs met deze geografische en geschiedkundige verduidelijking, is het nog steeds onduidelijk of hetgeen besproken wordt over vandaag gaat, of over de wereld van veertien eeuwen geleden. De omstandigheden vandaag zijn heel gelijkaardig. Zelfs de termen zijn niet eens veranderd. Dezelfde polarizatie tussen de grootmachten bestaat, waarbij de geografische posities licht gewijzigd werden. De Moslims bevinden zich in dezelfde, of zelfs in ergere problemen. Het Oosten en het Westen van de wereld worden door grootmachten geregeerd, terwijl de Moslims, die daar midden tussenin liggen, als een deel van de Derde Wereld worden beschouwd. Jammergenoeg denken veel intellectuelen, overtuigd door de dominantie van de grootmachten van vandaag, dat het overleven van de Derde Wereld afhangt van een bondgenootschap met één van die supermachten. Die houding is natuurlijk tegengesteld aan de Islamitische overtuiging dat alleen Allah over Alle Macht en Alle Kracht beschikt.
De Byzantijnen en de Perziërs kwamen overeen hoe de wereld tussen hen verdeeld moest worden, maar er ontstonden conflicten over verschillende betwiste volkeren en landen, zoals de Armeniërs of de regio van Mesopotamië. De ene keer deden deze regio’s mee met de heersers uit het Oosten, dan weer met die uit het Westen. Ook Georgië was zo’n regio waarover getwist werd. Om het conflict op te lossen kreeg dat land een gouverneur die door de Perziërs werd aangeduid, maar die zich aan de Byzantijnse regels en wetten moest houden.

Het Nabije Oosten was het brandpunt van conflict tijdens de zevende eeuw. Soms werden de belangrijkste handelsroutes gecontroleerd door het Oosten, dan weer door het Westen. Soms trokken de Byzantijnen helemaal op tot in Ctesiphon, op andere momenten bereikten de Perziërs het hart van het Byzantijnse Rijk.

Precies zoals dat vandaag voortdurend gebeurd, hadden de Arabieren voortdurend contact met één van die twee grootmachten, de Perziërs, en namen verschillende gewoontes en wetten van hen over. De Arabieren die meer in het noorden van het schiereiland woonden, namen dan weer de gewoontes en wetten over van het Byzantijnse Rijk. De bondgenoten van de Oosterse grootmacht sloten militaire overeenkomsten met de Perziërs die hen beschermden tegen de aanvallen van nomadische stammen die hun dorpen aanvielen. De Arabieren van het Noorden, de Ghassanieten, waren bevriend met de Byzantijnen. Zij vormden een bondgenootschap om samen te vechten tegen de centrale stammen. Precies zoals vandaag was het Midden Oosten het slagveld in de oorlog tussen Oost en West.

Filosofische bespiegelingen

In de zevende eeuw, toen Surah al-Rum geopenbaard werd, leefden de arabieren over het algemeen in vrij verarmde omstandigheden. De volgelingen van de profeet waren er vaak het ergst aan toe. Toch vertelde de Profeet in die omstandigheden aan de Moslims dat zij, als ze een sterk vertrouwen hadden, rechtvaardig zouden zijn en streden voor de zaak van Allah, de hele wereld zouden veroveren. Hij had het niet over de Quraish in Mekka, maar over de hele wereld, ook alle grootmachten.

Om die uitspraak belachelijk te maken, vroegen de intellectuelen hem over welke wereld hij het dan wel had. Ze zeiden dat Mekka in het midden lag tussen twee grootmachten, die de hele wereld onder mekaar verdeeld hadden. Zelfs als alle Arabieren de Profeet zouden steunen en de wapens zouden opnemen, dan zouden ze nog niets kunnen doen tegen de grootmachten van het Westen en het Oosten. De intellectuelen vroegen zich luidop af hoe de Moslims, die zich niet eens konden verdedigen tegen Abu Jahl en Umayyat Ibn Khalaf, dachten dat ze een kans zouden maken tegen deze supermachten.

De boodschap van de Quran was zowel bedoeld voor de zorgeloze, gesofesticeerde inttelectuelen, die heel goed het Oosten en het Westen kenden, als voor de verantwoordelijke verlichte zielen die zich bij de Profeet hadden aangesloten.

De verlichte Moslims werden gedwongen om vreselijke folteringen te ondergaan, maar toch namen ze de verantwoordelijkheid op zich om de rechten van de armen en de onderdrukten te verdedigen, de gevangenen van het Oosten en het Westen. De Quran spreekt beide groepen aan.

A L M

de Romeinen zijn verslagen
in een land dicht bij

( 30 : 1-4 )

Tijdens de oorlog van 624-625 nC versloegen de Perziërs de Romeinen waarna ze het Midden Oosten konden bezetten. De Romeinen hadden de veldslag gewonnen doordat de dood van hun keizer voor interne veranderingen had gezorgd. Als gevolg daarvan moesten de Byzantijnen zich terugtrekken uit verschillende regio’s en deze onder controle van de Perziërs laten.

Dit surah voorspelt dat het Westen over het Oosten zal winnen binnen een periode van minder dan tien jaar. Dat gebeurde ook, toen het Romeinse Rijk opnieuw het Midden Oosten binnen viel en de verloren gebieden terug veroverde. De Romeinse militairen geraakten zelfs tot in de buurt van Ctesiphon.

maar na hun nederlaag
zullen zij zeker zegevieren
binnen een paar jaar

God heeft de leiding
van tevoren en nadien

( 30 : 3-4 )

Het vierde ayah werd meteen na de voorspelling in ayah 3 geopenbaard als waarschuwing voor de intellectuelen en de dogmatici die zichzelf zagen als de specialisten van de internationale politiek, in staat om over de oorzaken en gevolgen van alle gebeurtenissen in de wereld commentaar en analyses te geven.

De Quran zegt “God heeft de leiding”. Het Oosten noch het Westen heerst over de wereld, alleen God regeert. Autoriteit is niet de taak van Caesar in het Westerse Rijk of Khusrow in het Oosterse Rijk. De grootmachten hebben geen controle over kracht, leven, dood, toekomst of het lot van de volkeren. God heeft de leiding, in alle gevallen. Het is nooit zo geweest en het zal ook nooit zo zijn dat de grootmachten de wereld echt onder controle hebben. Alles is voorgeschreven door God, Hij is de Almachtige.

Hoewel het Westen door het Oosten verslagen was, werd er voorspeld dat het Westen zou overwinnen. Hoe? Doordat de macht om de wereld te beheersen in de handen van Allah ligt. Dit is altijd zo geweest en het zal altijd zo blijven.

De Quran gaat verder:

en op die dag
zullen zij die vertrouwen
zich verheugen

( 30 : 4 )

Maar wat heeft het succes of het velies van de grootmachten te maken met het leven van de mu’minun, de gelovigen die in Mekka gefolterd werden? Er zijn commentatoren die schrijven dat het beter voor de gelovigen was dat de Byzantijnen overwonnen, want dat waren Christenen en dus ahl al-kitab (mensen van het boek) terwijl de Perziërs de leer van Zoroaster aanhingen. Wat een misleidende uitleg! Wat zouden de gelovigen die in Mekka gefolterd werden door Umayyat Ibn Khalaf ermee winnen als het Byzantijnse Rijk de Perziërs verslaat? Waarom zouden ze daar blij door worden? Als ze zich daarom zouden verheugen, dan zou dat lijken op de vreugde van sommige Iraniërs toen John F. Kennedy in 1960 verkozen werd.

Een andere misleidende interpretatie gaat over de geboorte van de Profeet. Sommige commentatoren zeggen dat de Profeet geboren was tijdens de regering van de “Rechtvaardige Koning”. Weten die mensen eigenlijk wel hoe “rechtvaardig” die koning Khosrow was? En daarbij, wat voor privilege zou het voor de Profeet geweest zijn dat hij geboren was terwijl één of andere zogenaamd rechtvaardige koning in een ander deel van de wereld aan de macht was?

Nog anderen zeggen dat de Byzantijnen hier de gelovigen waren aangezien zij Christenen waren en ze over een Heilig Boek beschikten. Die mensen vergissen zich doordat ze vergeten dat, bij de komst van de Profeet van de Islam, het Christendom, dat voor die tijd authentiek en hoogstaand was geweest, voorbijgestreefd was. Dat was zeker het geval voor het Christelijke Byzantijnse Rijk, dat door de Islam en door de Profeet als “shirk” (afgoderij) werd ontmaskerd. Hoe zouden het Byzantijnse Rijk de ware mu’minun kunnen zijn als zij in de drie-eenheid geloofden?

De Quran spreekt hier over Mohammeds arme en onderdrukte volgelingen in Mekka. Zij konden geen kant uit, ze konden nergens naartoe emigreren. Zelfs niet naar Medina, hun latere thuisstad. Toch werd hen verzekerd dat zij zich zullen verheugen, dat zij vrij en gelukkig zullen zijn.

Hier toont de Quran duidelijk een universele wet, een wet die in deze Surah uitgelegd wordt. Gods Amr (leiding) zal altijd blijven bestaan. Dat is de zin van de geschiedenis. Het natuurlijke gevolg van de imperialistische plannen van de grootmachten om volkeren te onderdrukken, hun invloedsferen uit te breiden, en grondstoffen van andere volkeren in beslag te nemen, is steeds opnieuw intern verval en decadentie. Imperialisme en colonialisme zullen onvermijdelijk, steeds opnieuw hun eigen vijanden voortbrengen. Hoe agressiever de uitbuitende machten worden, hoe dichter ze bij hun eigen ondergang en vernietiging komen. Uiteindelijk zullen ze, vol schaamte, al wat ze gevangen hebben weer vrij moeten laten. Denk aan wat er, niet zo lang geleden, gebeurd is met de Verenigde Staten, toen ze na een nederlaag gedwongen werden om zich terug te trekken uit Viet Nam.

Door hun enorme schaal en hun voortdurende concurrentie, blijven de twee grootmachten steeds met mekaar in conflict. Hun trots en hun militaire macht duwen hen op de weg van het militarisme, de uitbuiting en de barbarij. Maar daardoor word hun productiviteit en hun inwenige kracht aangetast. Als gevolg daarvan worden de jongeren van die landen, die actief zouden moeten zijn in de productie en in de economie, gedwongen om in verre vreemde landen te gaan vechten. Daar moeten ze doden of gedood worden en dragen ze zo hun steentje bij aan de wederzijdse verzwakking en vernietiging.

De geschiedenis leert dat Xerxes, één van de koninge nvan de Achaemenidische dynastie, duizenden jonge Perzische troepen naar Griekenland stuurde om Athene te vernietigen. Opgezweept door de trots van het militarisme op zijn hoogtepunt zeilden de Perzische jongeren over de Middellandse Zee on Griekenland in brand te steken en de hoofdstad Athene te veroveren. De hoeveelheid geld en energie, kunst en technologie die de Perziërs in deze onderneming geïnvesteerd hadden, was onvoorstelbaar. Maar helaas was dat allemaal verspilde energie.

Duizenden jonge productieve boeren, die eigenlijk hun oudere familie hadden moeten helpen bij het werk op het land, gingen ten onder. De productiviteit van een veelvoud van hen (acht à negen mensen per actieve soldaat) werd opgeslorpt om dat leger te onderhouden en te financieren. Hun energie, hun potentieel, werd in de vorm van wapenuitrustingen vernietigd bij gevechten in verre, vreemde woestijnen. Wat volgde was een confrontatie tussen vijanden die mekaar niet eens kenden en niet eens wisten waarom ze moesten vechten. (Max Weber heeft een heel eigenzinnige definitie van legers: groepen individuen die mekaar niet kennen, maar wel tegen mekaar vechten voor de belangen van individuen die mekaar wel kennen, maar niet tegen mekaar vechten.)

Samen met die honderdduizenden mensen, stuurde Xerxes duizenden boten mee om zijn troepen en hun uitrusting over de Middellandse Zee te transporteren. De meeste van die boten vergingen in een storm, waardoor duizenden jonge soldaten verdronken. Toen Xerxes het nieuws over deze ramp vernam, gaf hij zijn troepen meteen het bevel om “de storm te bestraffen omdat hij geen respect had voor het Perzische leger”. Hierdoor werd de hele ramp nog eens herhaald.

Nadir Shah, de stichter van de Afshar dynatie, is een ander voorbeeld van een koning die duizende Perzische jongeren misbruikt heeft. Hij zond hen op weg om India te veroveren en Mohammed Shah, de Mogul Maharadja, van de troon te stoten. Maar diezelfde Mohammed Shah zat niet veel later al weer terug op de troon en de Perziërs keerden terug naar huis. De hele onderneming was alleen geweest om de macht van Nadir Shah te demonstreren. Wat een hoge prijs, alleen maar om zijn macht en zijn prestige te tonen. Eén man, Nadir Shah, was verantwoordelijk voor het verlies van zo veel mensenlevens.

Voor de Byzantijnen was het niet veel beter. Zij hadden veel tijd en energie geïnvesteerd in hun Oostelijke expeditie om te bewijzen dat ze tot aan Ctesiphon konden oprukken. Wat was hun verlies? Hoeveel van de Byzantijnse jeugd ging er verloren tijdens hun veldtochten in vreemde landen? Wisten zij waarvoor ze vochten? Ze hadden hetzelfde probleem als de Perziërs. Uiteindelijk keerden die soldaten terug met veel psychisch-emotionele trauma’s.

Exact dertig jaar na al wat er met de Byzantijnen gebeurd was, trokken diezelfde Arabieren, georganiseerd in groepen van een paar duizend, door het Arabische schiereiland op naar het Perzische Rijk. Nog voordat het imperialistische Perzische leger klaar was met de oorlogsvoorbereidingen, met het bewapenen van de militairen en het repareren van de gouden versieringen voor hun strijdpaarden, veroverden de Arabieren het hele Perzische Rijk. Voor de Byzantijnen wachtte hetzelfde lot. Nog voor het Byzantijnse leger terug kon opstaan uit zijn slaap, haar officieren benoemen en de logistiek op poten krijgen, vielen de Arabieren binnen en veroverden ze het hele Byzantijnse Rijk.

De toestand in deze twee grote supermachten, was blijkbaar zo dat een goede dertig jaar na de openbaring van Surah al-Rum, Musallib ibn Kharjiah, gesteund door de khalief Umar in Medina, in staat was om het hele Perzische Rijk te verslaan. Eén van de werelds grootste legerbasissen, nabij Isfahan, was de centrale kazerne van het Perzische leger. Volgens Al-Tabari verliet de Perzische bevelhebber zijn tent om voor het Moslimleger te verschijnen, een leger dat bestond uit ongeveer drieduizend soldaten, gekleed in simpele witte gewaden en gewapend met een simpel zwaard. De bevelhebber van het grootste en sterkste leger van de wereld, uigerust met de meest geavanceerde wapens en de meest hoogstaande technologie uit die tijd, toonde zijn macht en zijn bereidheid om te vechten tegenover het Moslimleger. De bevelhebber van de Moslims stelde, zoals dat de gewoonte vast, een duel tussen de twee officieren voor, maar de Perzische generaal weigerde. Hij was niet bereid om die confrontatie aan te gaan. Hij stelde op zijn beurt voor dat ze allebei alle militaire overwinningen van hun voorouders zouden opsommen. Diegene die met de meest indrukwekkende reeks overwinningen kwam, zou het duel mogen beginnen. De bevelhebber van de Moslims aanvaardde dit voorstel. Eerst vroeg de Perzische generaal aan de Arabier wie hij was. “Ik ben de zoon van mijn vader.” antwoordde deze kort en krachtig. Daarna was het de beurt aan de Perzische officier om zijn hele waslijst met voorouders en hun heldhaftige overwinningen te reciteren. Hij gaf een volledige lijst, tot in de tijd van de grote Perzische krijgers uit het verleden. Het was duidelijk dat de Perzische generaal gewonnen had en dat hij het gevecht zou mogen winnen.

De Perzische officier gooide zijn speer naar de Moslim. Hoewel de Arabier van zijn paard viel, stond hij onmiddellijk weer op en greep naar zijn zwaard. Hij sprong weer op zijn paard en kondigde aan dat het nu zijn beurt was om te vechten. De Perzische officier stelde echter voor dat ze samen zouden zitten en onderhandelen over hun conflict. Hij beweerde dat het probleem niet kon worden opgelost door oorlog en dat ze dus beter zouden werken aan een goede politieke oplossing. Daarmee ging de Arabier akkoord. Twee uur later kwam de Perzische bevelhebber terug bij het Moslimleger aan en ondertekende er een verdrag dat uniek was in de hele geschiedenis van de wereld. Wanneer werd dat verdrag ondertekend? Niet meer dan negentien jaar na de hijrah, een jaar of acht na de dood van de Profeet. Hoe fascinerend! Het grote Oosterse Rijk gaf zich over aan een bende arme Arabieren die kort daarvoor nog onbekend en zonder betekenis waren geweest.

Eén kant van het verdrag sprak over dit Oosterse Rijk, terwijl de andere kant juist over die arme mensen die ook in het Surah al-Rum besproken worden. Ironisch genoeg hadden die arme schooiers, wanneer ze over het Oosten of het Westen hoorden spreken, uit onwetendheid steeds gelachen. Het is nodig om een paar artikels uit dit verdrag te bespreken. De Arabieren eisten dat zij, wanneer ze een Perzisch dorp wilden aanvallen, steun zouden krijgen van het Perzische leger, ze hadden zelf namelijk te weinig manschappen en te weinig wapens. Het Perzische leger ging daar beleefd mee akkoord. De Arabieren eisten ook dat de Perziërs paarden zouden leveren aan het Moslimleger wanneer dat nodig was. Ook hier ging de bevelhebber van de Perziërs mee akkoord. Het werd zelfs nog grappiger. De Moslims eisten dat ieder Perzische officier die te paard passeert aan een detachement van het Moslimleger, zou afstappen en zijn paard zou afstaan aan de Moslims. De Perzische bevelhebber ging akkoord met alle eisen en ondertekende het verdrag met de Moslims.

Ook met het Westerse Rijk kwamen de Moslims tot een gelijkaardig verdrag. Terwijl de Moslims optrokken tegen het Perzische Rijk, waren er ook een paar duizend anderen die onder de leiding van ‘Amr ibn ‘As het Byzantijnse grondgebied binnentrokken. Ze vielen het fort van Babylon aan, het grootste militaire bolwerk ter wereld dat in handen was van het Byzantijnse Rijk. Het is niet helemaal duidelijk hoe zo’n sterk en goed verdedigd fort veroverd kon worden door een bende arme en hongerige Moslims, maar ze drongen snel als een kogel binnen tot in het hart van het bolwerk. Nadat ze Babylon verloren hadden, liet het Romeinse leger alle hoop varen om nog weerstand te bieden aan het Moslimleger. Een miljoen goed getrainde soldaten met de meest moderne wapens waren niet in staat om het gedisciplineerde Moslimleger te weerstaan. Het Oosten en het Westen werden veroverd door de Moslims. De Perziërs werden verslagen tijdens de slag bij Dhat al-Salasil, de koning Yazdegerd had het bevel gegeven om zijn goed getrainde soldaten met zware kettingen in bedwang te houden, zodat ze niet massaal konden deserteren. Hoe zouden soldaten onder die voorwaarden kunnen vechten? Ze wisten niet eens waarom ze vochten of tegen wie. Was de vijand de persoon die hun benen met ketens had vastgebonden of de persoon die tegenover hen stond op het slagveld? Geen enkele soldaat raakte nog wijs uit die oorlog. Daardoor sloten zowel de Perzische als de Byzantijnse soldaten zich telkens bij de Moslims aan, van zodra ze met hen geconfronteerd werden.

A L M

de Romeinen zijn verslagen
in een land dicht bij

maar na hun nederlaag
zullen zij zeker zegevieren
binnen een paar jaar

God heeft de leiding
van tevoren en nadien

en op die dag
zullen zij die vertrouwen
zich verheugen

( 30 : 1-4 )

Het is onvermijdelijk dat de grootmachten mekaar steeds zullen bestrijden. Als gevolg daarvan zullen factoren als corruptie, prostitutie, depressie en verlies van productiviteit hun administratieve systemen, sociale netwerken en hun strijdbare geest uithollen en vernietigen. Ze zullen er zo zwak van worden dat zelfs een kleine aanval door arme en hongerige Moslimsoldaten hen zal vernietigen. De arm gemaakte en ellendige mensen die op God vertrouwen, zullen vrij zijn. Zij zullen zich op die dag verheugen wanneer ze, met Gods hulp, zullen overwinnen. Allah schenkt de overwinning aan wie Zijn hulp verdient en aan wie die overwinning verdienen.

Hij helpt wie Hij wil
en Hij is de Almachtige, de Barmhartige

( 30 : 5 )

Allah zal de groep zwakke mensen steunen die strijden voor Zijn zaak. En deze sterke uitspraak uit de ayah hierboven wordt ook meteen bevestigd door de feiten die we besproken hebben.

belofte van God
God breekt nooit Zijn belofte
maar de meeste mensen verstaan dat niet

( 30 : 6 )

Allah belooft dat iedere groep mensen die strijden voor hun rechten zullen overwinnen tegen de machtigen. Dit is een universele wet. Het is een belofte van Allah die geldig blijft voor alle tijden en alle plaatsen. Ze wordt nooit onwaar, maar de meerderheid van de mensen hebben dit niet door.

Die zogenaamde intellectuelen weten niet dat de belofte van Allah een ware natuurwet is. Wat weten ze dan?

ze verstaan alleen
het leven in deze wereldorde
en zij trekken ze zich niets aan
van wat hier na komt

( 30 : 7 )

Ze kennen alleen hun oppervlakkige beslommeringen over wie het beste burocratisch systeem heeft, waar de meest gesofesticeerde wapens zijn of wie de meeste rijkdom verzameld heeft. Daarenboven blijven de beslommeringen van die intellectuelen meestal beperkt tot heel kortzichtige en oppervlakkige opmerkingen. Ze trekken zich niets aan van de wereld die na hen komt.
Ze hebben er geen idee van hoe dit alles zal aflopen, want ze kunnen niet verder zien dan hetgeen voor de hand ligt. De Quran roept die politiek gefrustreerde intellectuelen op om betere manieren te ontdekken om over de wereld te denken, en om zo een optimistischer kijk te ontwikkelen. De Quran vertelt hen dat ze niet al te veel belang moeten hechten aan hun theorieën, hun evaluaties en hun politieke analyses. Om tot een betere en diepere analyse te komen, roept de Quran iedere individu op om de mensheid en het hele wereldsysteem als één geheel te zien. Om die wereld te begrijpen, moeten we ons niet blindstaren op het nieuws van de dag, zoals de meeste intellectuelen, maar moeten we als mensheid proberen om de Bron van alle processen in deze wereld te ontdekken: de wil van Allah.

Denken ze dan niet voor zichzelf?

God schiep de hemel en de aarde en al wat daar tussen is
alleen voor de waarheid
voor een vastgestelde tijd.

toch zijn er velen onder de mensen
die de ontmoeting met hun Heer verwerpen.

( 30 : 8 )

In het eerste deel van ayah 8 hierboven, moeten we de nadruk leggen op de volgende zinnen: “alleen voor de waarheid”, wat betekent dat het denken zich op de feiten moet baseren en “ voor een vastgestelde tijd”.

Het is duidelijk dat Allah de aarde en de hemel, de mensheid, de verschillende volkeren en klassen, maatschappijen, systemen en machten voor een bepaald doel heeft geschapen. Met andere woorden, ieder schepsel dat Allah maakte heeft een bepaalde rol te spelen in dit leven. Wanneer we nadenken over de universele wetten van de schepping, de macht in de maatschappijen en het bestaan in het algemeen, dan moeten we vaststellen dat de schepping van het heelal op verschillende wetten gebaseerd is. Daardoor zijn ook het lot en de toekomst van de mensheid aan diezelfde wetten onderhevig.

De bewering dat een onderdrukker altijd aan de macht zal blijven, dat het lot van de mensheid altijd in de handen van de Caesars en de Khusrows moet blijven, is een leugen. Zij hebben tijdelijk de macht en die macht wordt beperkt door het nieuws van de dag. Ze bestaan vandaag, en morgen zijn ze weg. Wie begrijpt wat er bedoeld wordt met “voor een vastgestelde tijd”, heeft door dat de heersende machten maar voor een korte periode zullen overleven. Laat hen zichzelf maar uitroepen tot de eeuwige machthebbers en eigenaars van deze wereld. Ze begrijpen de loop van de geschiedenis niet. Ze zien niet in dat iedere macht uiteindelijk zal wegkwijnen en totaal verdwijnen op den duur.

Wat de wereld van vandaag betreft: de Westerse en Oosterse grootmachten hebben de wereld tussen henzelf verdeeld, maar die situatie zal niet lang blijven duren. Ze zijn veroordeeld tot verval en vernietiging. De Moslims zouden dus zeker moeten zijn van hun zaak, vol hoop op de overwinning in de toekomst.

Deze ayah vertelt over deze afloop van zaken:

toch zijn er velen onder de mensen
die de ontmoeting met hun Heer verwerpen.

( 30 : 8 )

De historische werkelijkheid

Na deze filosofische discussie, herinnert de Quran de mensheid aan de historische werkelijkheid. De wereld is niet beperkt tot het Arabische Schiereiland of de Oosterse en de Westerse wereldrijken. Mensen zouden de geschiedenis moeten bestuderen om verder te kunnen kijken dan de historische en geografische beperkingen van de zevende eeuw.

reisden zij dan niet rond door het land
om te leren van het lot van hun voorgangers?

( 30 : 9 )

Wat een verrassing! De Quran vraagt aan de half-verlichte zielen en de zogenaamde inellectuelen waarom ze niet rondreizen over de Aarde. Zijn ze dan niet bekend met het lot van hun voorgangers? Begrijpen ze dan niets over de zin van de geschiedenis en het lot van alle levende wezens?

Wat is er juist gebeurd met die grootmachten? De zogenaamde intellectuelen zouden zich toch moeten herinneren wat er gebeurd is met de vroegere grootmachten, en dat vergelijken met de historische omstandigheden en de lotgevallen van de heersende machten. Ze moeten zich niet beperken tot Mekka, Meddina of Constantinopel, ze zouden het hele plaatje moeten zien en zelf hun conclusie trekken.

die waren sterker en machtiger dan hen

( 30 : 9 )

Die grootmachten waren veel sterker geweest dan het Perzische of het Byzantijnse Rijk. Toch zijn ze verdwenen. Wanneer we kritisch de geschiedenis en de archeologie bestuderen, om te leren hoe deze grootmachten met hun colonies omgingen, dan merken we dat deze wereldrijken uit het verre verleden zelfs veel sterker waren dan de hedendaagse grootmachten.

die waren sterker en machtiger dan hen
en ze maakten het land vruchtbaar
en bewerkten het beter dan zij het bewerken.

( 30 : 9 )

Meer nog dan de hedendaagse grootmachten, probeerden de wereldrijken uit het verleden om de hele wereld te domineren en om waar ook ter wereld de bevolking te coloniseren. Door hun enorme macht, waren zij in staat om enorm uitgestrekte gebieden uit te buiten.

hun boodschappers kwamen met duidelijk bewijs

( 30 : 9 )

We lezen echter in dit vers dat deze wereldrijken bayyinat (duidelijk bewijs) hadden gekregen. Deze zin bevat zo veel inzicht. Ze toont de manier om het onderscheid te maken tussen goed en kwaad en om mensen bewust te maken van de maatschappij en de tijd waarin ze leven.

In een tijd waarin de meeste mensen in duisternis leefden en geen zin of richting vonden, doelloze volgelingen van de geruchten en de propaganda van de onderdrukkers, werden duidelijke bewijzen geopenbaard. Terwijl de onderdrukkers bezig waren met hun egoïstische en valse geloof in hun individuële macht en autoriteit, gaf de boodschap van de profeten het startschot van de verlichting. Midden in een wereld van duisternis, verwarring, kortzichtigheid, onderwerping en onderdrukking van de massa’s, terwijl de grootmachten helemaal opgingen in hun eigen illusies, verschenen de boodschappers met duidelijke aanwijzingen voor de mensheid.

en het was niet God die hen onrecht aandeed
maar zij zelf – hun ego – deed hen onrecht aan

( 30 : 9 )

Ondanks de leiding die Allah wilde schenken, bleven de mensen argeloos. Dit was natuurlijk niet de schuld van Allah, maar van de mensen zelf. Hij liet hen niet alleen aan hun lot over. Hij stuurde Zijn duidelijke leiding doorheen Zijn boodschappers. Hij openbaarde hen leefregels. Hij bood de massa’s hoop, licht en bewustzijn aan.

Allah richtte zich tegelijk tegen de onderdrukker en de onderdrukte. Hij waarschuwde de onderdrukker dat hun macht zou verdwijnen. Voor de onderdrukte massa’s bracht Hij het goede nieuws dat hun zwakheid slechts tijdelijk zou zijn en dat ze weldra de macht zouden verwerven. Verder vertelde hij dat mensen, die onderdrukt bleven, dat aan zichzelf te danken hadden. Wie onderdrukking verdraagt, helpt daarmee de onderdrukker.

en het was niet God die hen onrecht aandeed
maar zij zelf – hun ego – deed hen onrecht aan

dat was het slechte lot van zij die kwaad deden
omdat ze Gods tekens verloochenden en bespotten.

( 30 : 9-10 )

Het volgende vers uit de Quran is net zo echt en net zo eeuwig als de natuurfenomenen zelf. Het stelt duidelijk dat Allah aan groep arm gemaakte en onderdrukte mensen die zich bewust worden van hun situatie, die de juiste weg herkennen en beslissen om zichzelf te bevrijden, garandeert dat ze in hun opzet zullen slagen.

Hij helpt wie Hij wil
en Hij is de Almachtige, de Barmhartige

( 30 : 5 )

Allah helpt hen. Wie er ook aan de kant van Allah strijdt, zal overwinnen over om het even welke macht. Deze woorden van Allah zullen zeker waarheid worden.

De Quran gaat verder:

God begint het scheppen…

( 30 : 11 )

Allah wil de positie van de arme en ellendige gijzelaars in de Derde wereld verhogen, zoals bijvoorbeeld die van de arme bewoners van Mekka, zowel vroeger als vandaag. Hij wil hun gevoel van minderwaardigheid wegnemen, zodat ze zich niet langer hulpeloos, zwak, depressief en vernederd blijven voelen wanneer ze zichzelf vergelijken met de grootmachten, hoe technologisch en militair geavanceerd die ook mogen zijn. Allah zal die grootmachten vernederen en vernietigen. Allah is de enige Macht waar rekening mee gehouden moet worden, de enige Macht waarop we kunnen vertrouwen. De hedendaagse oppervlakkige machten, moeten verworpen worden.

God begint het scheppen
en doet dat daarna nog een keer
en daarna keren jullie naar Hem terug

( 30 : 11 )

Doorheen de Quran wordt het lot van de mensheid, dat hoop en moed zou moeten geven aan de onderdrukten van alle tijden en alle maatschappijen, keer op keer herhaald.

sta dus op
en richt je naar de rechtvaardige levenswijze

( 30 : 30 )

Mensen moeten zich niet in de war laten brengen door al die verschillende leiders, partijen en machten die bestaan. Ze zouden geen machthebbers moeten aanbidden als goden en vele jaren lang hun vertrouwen en hun hoop in hen investeren. Wanneer die persoon verdwijnt, dan zullen ze al hun hoop en hen vertrouwen in rook zien opgaan. Als ze hun harten met echte liefde en niet met zelfzucht hadden gevuld en hun vertrouwen gebouwd op hun religie en niet op hun eigen ego, dan zouden ze helden geweest zijn. Maar nee, ze kozen ervoor om de machthebbers te aanbidden, wiens god al eeuwen lang dood was. Ze sloten een bondgenootschap met Satan. Sta dus op en richt je naar de juiste levenswijze. Sta op, stijg boven jezelf uit, en maak korte metten met die valse hoop en die vruchteloze verlangens die ontstaan wanneer je je vertrouwen richt op het Oosten of het Westen.

Ga op weg naar die religie die de bron kent van het echte vertrouwen. Welk vertrouwen bedoelen we? Welk geloof? Dat geloof dat de mensheid kan redden van alle valse religies en dat hen naar de waarheid leidt. Keer terug naar dat geloof, naar dat vertrouwen. Maar welke religie is dat dan?

volgens je natuurlijke aanleg
zoals God die schiep in de mensen

( 30 : 30 )

In de plaats van gijzelaar of marionet te blijven van de grootmachten, moeten de mensen terugkeren naar hun menselijke natuur. Ze moeten zichzelf zijn, zichzelf respecteren en alle verborgen krachten ontdekken die in hen sluimeren. Allah bestaat in de mensen, dus vertrouw op Hem aangezien Hij de Ware Bron is van hoop en geluk.

En welke natuur is dat dan? De natuur die Allah geschapen heeft in de mensen. Het is op deze natuur dat Allah de hele mensheid heeft gebaseerd, het is de natuur van de mens en niet de vervormde natuur van zij die vertrouwen op de Oosterse of Westerse grootmachten en die de ene heerser tegen de andere steunen. Het is de natuur die de hele mensheid ziet als Allahs vertegenwoordiger op de aarde. Het is een natuur die de mensheid de macht heeft over hun wereld en die hen vrij maakt van iedere vorm van gevangenschap.

sta dus op
en richt je naar de rechtvaardige levenswijze

volgens je natuurlijke aanleg
zoals God die schiep in de mensen

verander God’s schepping niet

dat is de oprechte levenswijze

( 30 : 30 )

Verander de wetten van God’s schepping niet. Alle fenomenen in deze wereld, alles wat Allah geschapen heeft, houdt zich aan de regels en wetten van deze schepping. De mensheid moet op die wetten en regels verder bouwen, niemand kan er ook maar één wet aan veranderen. Zelfs de grootmachten die bewerend dat ze in staat zijn om de koers van de hele wereld te bepalen en om de geschiedenis naar hun hand te zetten, zijn helemaal machteloos wanneer we hen vergelijken met de Macht van Allah. Op dat inzicht, op deze eeuwige ideologie, mag men steeds vertrouwen.

Hiervoor gebruikt de Quran vaak het beeld van regen die valt.

en nog een teken van Hem
Hij toont je de bliksem – angst en hoop

en Hij laat uit de hemel water neerdalen
zo doet Hij het land na de dood weer herleven

dat is zeker een teken
voor een volk dat begrijpen wil

( 30 : 24 )

We hebben helaas niet voldoende tijd om hier heel diep op in te gaan, een korte uitleg moet hier volstaan. Het teken van de regen die uit de wolken valt is symbolisch. Het kan zowel letterlijk verwijzen naar echte regen uit de lucht als figuurlijk naar het neerdalen van bewustzijn en liefde, met het ware geloof dat neerdaalt in het hart van een dood volk om hen opnieuw te doen opstaan, precies zoals de lenteregen nieuw leven schenkt aan de dode bomen.

Hij is het die jullie schept en jullie dan onderhoudt
en jullie dan doet sterven en jullie dan doet leven

( 30 : 40 )

Hij doet sterven en Hij doet leven. Hij brengt de doden voort uit de levenden en Hij brengt de levenden voort uit de doden. Hij laat het dode land weer opbloeien.

corruptie is overal doorgedrongen
op het land en op de zee
het verdiende loon voor wat mensenhanden aanrichtten

zo proeven ze een deel van de gevolgen van hun daden
opdat ze zich zouden bekeren

( 30 : 41 )

Corruptie steekt overal de kop op. Hoe komt dat? Het zijn mensenhanden die dit veroorzaken en nu moeten die mensen de bittere vruchten van hun daden proegen: armoede en vernedering. Misschien zullen de mensen wel weer opstaan uit hun slaap en zullen ze hun manier van leven veranderen.

Hij is het die jullie schept en jullie dan onderhoudt
en jullie dan doet sterven en jullie dan doet leven

( 30 : 40 )

Daarna worden de mensen opnieuw uitgenodigd om na te denken over de geschiedenis:

zeg: “reis rond door het land
en onderzoek wat er gebeurde (met) jullie voorhangers
de meesten van hen dienden afgoden”

( 30 : 42 )

Het is duidelijk waarom zij ongeluk hadden. Hun lichamen werden begraven onder de vernielde paleizen van de macht en de schatten van de rijkdom. Hun macht is vervlogen met de wind.

Nadat deze uitnodiging van de Quran om de geschiedenis te onderzoeken, wordt opnieuw herhaald:

richt dus je blik op de rechtopstaande levenswijze

( 30 : 43 )

en

Hij is het die de wind zendt

( 30 : 48 )

Dezelfde Bron die de natuur beheerst, beheerst ook de menselijke samenlevingen. Dezelfde principes die invloed hebben op de aarde, de landbouw, de dieren en de planten, zullen op dezelfde manieren de geest en het lot van samenlevingen, klassen, groepen intellectuelen, toegewijde personen en hele volkeren beïnvloeden. Allah heeft de mensen het vermogen geschonken om over de natuur na te denken en om er conclusies uit te trekken. De geschiedenis bestuderen is niet genoeg, we moeten de hele natuur onderzoeken.

Hij is het die de wind zendt
om de wolken te stapelen
en deze dan verspreidt over de hemel
zoals Hij het wil

( 30 : 48 )

Allah stuurt de wind, de vlagen van wijsheid en bewustzijn, naar een generatie van mensen, om de wolken bijeen te brengen. Hij stapelt de wolken vol emotie, liefde, bewustzijn en overtuiging op en verspreidt deze dan over de hemel. Deze kleine deeltjes worden naar de hemel opgetild, komen samen en vormen samen een zware massa van de ene horizon tot de andere.

en dan breekt Hij ze in stukken
zodat jullie regen zien ontstaan uit hun midden

( 30 : 48 )

En dan begint het te regenen. De regendruppels vallen vanuit het hart van die wolken.

en dan doet Hij die neerdalen
op wie Hij wil van Zijn dienaren

( 30 : 48 )

Wanneer het hart van mensen klaar is om de regen te aanvaarden, dan zullen ze heropleven en groeien.

zie hoe verheugd die dan zijn

( 30 : 48 )

Dat zijn de mensen die het goede nieuws vernemen en die hoopvol worden. De koude en kille dagen van hun leven zullen warm en vruchtbaar worden.

kijk dus naar het effect van Gods Barmhartigheid
hoe Hij het land laat leven nadat het dood was
hij zal zeker leven geven aan de doden
en Hij heeft alle dingen in Zijn macht

( 30 : 50 )

De mensen moeten de tekens zoeken van de barmhartigheid van Allah in de schepping. Zelfs wanneer ze gefolterd worden, moeten ze hoopvol naar de toekomst blijven kijken. Allah kan alles doen wat Hij wenst. Hij kan zeker een dood land weer tot leven wekken wanneer hij regenvlagen van bewustzijn, liefde en vertrouwen neerzendt.

Maar langs de andere kant wil de Quran de dingen ook niet op een idealistische manier voorstellen. De Quran wil geen utopie voorschilderen of zwevende slgans verkopen om de mensen tevreden te stellen. De feiten onder ogen zien, de problemen analyseren, een realistische kijk hebben op de dingen… dat is allemaal heel belangrijk voor de Quran. Dat mag allemaal niet verwaarloosd worden. De Quran waarschuwt bijvoorbeeld:

dus jij kunt inderdaad de doden niet laten horen
en de doven niet laten horen naar de oproep
wanneer zij zich ervan afkeren

( 30 : 52 )

De profeet en alle andere bevrijders die de arme en onderdrukte mensen wilden motiveren wanneer ze verdederd werden door de twee grootmachten, slaagden daar op sommige plaatsen in. Ze moedigden mensen aan, hielpen hen om hun waardigheid terug te vinden, bevrijdden hen van de Oosterse of de Westerse slavernij. Ze verlichtten de mensen door hen op hun plicht te wijzen om hun eigen lot en hun eigen toekomst in handen te nemen en om uiteindelijk zelf over de wereld te regeren. Maar ook een profeet kan de doden niet dwingen om naar hem te luisteren. De doden, dat zijn die mensen die als lijken of als standbeelden leven, mensen die iedere zin en alle energie missen. Zelfs als je die mensen ontelbare bewijzen zou tonen, dan zouden ze je nog niet geloven en zouden ze hun eigen impulsen blijven volgen. Hun eigen jaloersheid, zelfzuchtigheid en kortzichtigheid hebben hen gedood. Mensen die naar niemand meer omzien, kunnen niet gedwongen worden om te luisteren. Het is voor hen onmogelijk om om het even welke boodschap te horen.

Hoe fascinerend is dit! Spreekt de Quran hier over de mensen van de zevende eeuw, of gaat het over de mensheid vandaag? Let goed op die wijsheid van de Quran. Men kan de doden niet doen luisteren. Men kan de doven, de mensen die naar niemand luisteren, de boodschap niet laten horen. En zelfs als ze die zouden horen, dan zouden ze die niet kunnen begrijpen. Wat ze ook lezen of luisteren, hoe zeer ze ook nadenken en hoe objectief ze ook blijven, die mensen kunnen nooit de boodschap horen doordat ze de zin en het bewustzijn missen. De boodschap kan nooit begrepen worden tenzij iemand klaar is om te luisteren en om te horen wat gezegd wordt. Men kan de dode mensen niet laten luisteren. Zo’n duidelijk boodschap, zo’n helder feit. Wie had gedacht dat die woorden veertien eeuwen oud waren? Was dit bedoeld voor een handvol Arabische stammen in de Mekkaanse woestijn, of is het voor de beschaafde volkeren van de twintigste eeuw bedoeld? Kan om het even welke bewuste mens van vandaag ook maar iets zeggen dat meer waarheid bevat dat dit?

dus jij kunt inderdaad de doden niet laten horen
en de doven niet laten horen naar de oproep
wanneer zij zich ervan afkeren

en jij kunt de blinden niet wegleiden uit de dwaling

jij kunt niemand laten horen

behalve zij die vertrouwen op de tekens van God
zodat ze zich overgeven

( 30 : 52-53 )

De blinden zullen in elk geval niet zien. Alleen wie kan zien, merkt hoe verdwaald hij is en probeert hard om aan de duisternis te onstnappen en om een goede gids te vinden. Wie blind is en niet eens wil luisteren, kan nooit de weg vinden en gered en geholpen worden. Alleen wie vertrouwen op de tekens van Allah en deze tekens respecteren, alleen die Moslims die meegaan met de wil van Allah omdat ze het instinct hebben dat hen doet inzien hoe feiten en logica hen naar de waarheid kan leiden, kunnen gered worden.

God
Hij is het die jullie zwak en machteloos schiep
daarna deed Hij uit machteloosheid kracht ontstaan.
(…)
en dan zullen ze spreken, zij die inzicht kregen en vertrouwen
waarlijk jullie bleven bij Gods boek tot aan de Dag van de Opstand.
wel, dit is de Dag van de Opstand, maar jullie wisten het niet

( 30 : 54, 56 )

Mensen moeten niet wanhopen, ook al heeft Allah hen uit zwakheid geschapen.

Mensen met kennis, liefde en vertrouwen, raden ons aan om de laatste paar ayaat van Surah al-Rum nauwkeuriger te bestuderen om de conclusie die erin wordt uitgedrukt, beter te begrijpen.

Wij tonen de mensheid in deze Qur’an allerlei soorten voorbeelden
maar wanneer je hen een teken toont,
dan zullen de verwerpers zeggen
dat jullie niets anders dan vervalsers zijn

( 30 : 58 )

Doorheen de Quran zendt Allah naar de mensen alle nodige tekens, voorbeelden en bewijzen om inzicht te krijgen in iedere situatie en ieder proces. De Quran schijnt licht op het menselijk gedrag en schetst onze verantwoordelijkheden. De Quran legt uit hoe de basis van het bestaan geschapen werd rond vertrouwen en hoop.

Er worden zo veel voorbeelden gegeven van hoe men tot inzicht kan komen. We worden uitgenodigd om de natuurfenomenen te onderzoeken en om na te denken over het lot en de vernietiging van de grootmachten uit de geschiedenis, die dachten dat ze voor eeuwig machtig zouden blijven en over de overwinning van de arme, onderdrukte massa’s, die er zo van overtuigd waren dat ze voor eeuwig onderdrukt zouden worden, dat ze niet meer durfden hopen op vrijheid. Al deze tekens worden aan de mensen voorgelegd.

Oprechte en bewuste personen die begrijpen wat er om hen heen gebeurt, zijn niet onder de indruk van de glitter van de grootmachen. Ze laten zich ook niet vangen door de valse en waardeloze slogans die vol lof spreken over menselijkheid en mensenrechten, maar die in wezen de mensheid vernietigen door mensen wijs te maken dat ze zo zwak en machteloos zijn dat hun belangen door anderen behartigd moeten worden, door anderen die zogenaamd beter zijn dan hen.

Zij die zich van dit alles bewust zijn, zijn in staat om terug te keren naar de juiste religie. Zij kunnen van de leugen naar de waarheid gaan, naar de Ware Bron van alle machten, naar de Ware Autoriteit in de wereld, naar het nadenken over de schepping, het doel van de tijd, de samenleving, materie, natuur, natuurwetten en de bloeiende bloemen in de lente, de vallende blanderen in de herfst. Zij blijven niet hangen bij de gebeurtenissen van één of twee eeuwen om hun analyse en hun vertrouwen op te bouwen. Ze blijven nuchter en analytisch en onderzoeken de hele geschiedenis. Ze beperken zich niet tot hun eigen kleine omgeving, maar onderzoeken de hele wereld. Ze kijken kritisch naar iedere plaats en ieder tijdperk. Zij doorzien het lot van de grootmachten uit het verleden, die nog onderdrukkender en nog colonialer waren dan de grootmachte van vandaag.

Ze zien in dat die allemaal verdwenen zijn, dat ze alleen ruïnes achter zich lieten zodat de mensen er lessen uit zouden kunnen trekken. Ze zien ook hoe een kleine groep arm gemaakte mensen konden winnen tegen die grootmachten. Dit is hoe ze zichzelf ontdekken en tegelijk hoe ze de Almachtige Kracht, de Kracht van God ontdekken. Ze vinden hoop en vertrouwen in zichzelf en zien in dat het Oosten niets meer is dan een wilde wolf en het Westen niets meer dan een dolle hond. Ze begrijpen dat het Oosten en het Westen zodanig in de ban zijn van hun verlangen naar meer colonies, hun agressie en hun egoïsme, hun fascistische optreden en hun georganiseerde uitbuiting, dat ze onvermijdelijk ook corruptie, nihilisme, doelloosheid en waardeloosheid zullen doen ontstaan. Uiteindelijk zullen deze grootmachten overwonnen worden door een groep arme en onderdrukte mensen, die uit een woest en verlaten deel van de aarde komen en die eerst geen woord durfden zeggen wanneer ze door Abu Jahl of Umayyat Ibn Khalaf gefolterd werden.

Deze generatie Moslims kan de wereld regeren, als ze Allah leren kennen en als ze de wereld leren begrijpen. Dan zullen ze de enorme waarde begrijpen die Allah aan hen toekent. Met een sterke en vastbreaden geest, kunnen ze alle machten van deze wereld bedwingen en nog tijdens deze generatie de leiders van de wereld worden. Maar hoe is dat mogelijk in deze wereldorde van lijden, ontbering, armoeden, wanhoop, onvermogen, pessimisme, onbegrip en slecht onderwijs?

De Quran drukt de mensen op het hart:

heb dus geduld
zeker de belofte van God is waarheid
en laat je niet in de war brengen door de onzekeren

( 30 : 58 )

De Moslims die vertrouwen op Allah, moeten geduld hebben en verzet organiseren tegen deze wereldorde. De belofte van Allah is waarheid. De gelovigen mogen niet toelaten dat de niet-gelovigen hun gedachten zouden beïnvloeden of hen laten veranderen van positie.

Over het lot van de onderdrukten

Ik spreek je persoonlijk aan, want ik wil een persoonlijke ervaring met je delen. Het gaat over mij, want het gaat over mijn klasse, mijn gemeenschap, mijn land, mijn geschiedenis.

Ik weet hoe hoogopgeleide mensen denken. Mijn voorouders lang geleden, haast onzichtbaar ver weg in de stroom van de geschiedenis, waren arme mensen. Ik ben zelf een telf uit een adelijke familie, maar niet het soort adel dat uit goud en zilver ontstond.

Ik ben heel erg geïnteresseerd in het menselijk erfgoed, de menselijke beschaving. Ik heb altijd heel diep nagedacht over de handelingen van de mensen die lang voor ons op de aarde leefden.

In Griekenland zag ik de tempel van Delphi en ik was verrukt door de schoonheid en het vakmanschap. In Rome bezocht ik het muzeum van kunst en architectuur om er de schitterende tempels en piazza’s te bewonderen. In het Verre Oosten, in China en Vietnam, werden hele bergen door mensenhanden en mensenhersenen omgebouwd tot tempels voor de goden en hun aardse vertegenwoordigers, de priesters. Deze schatten van het menselijk erfgoed zijn me heel dierbaar.

Vorig jaar besloot ik om, tijdens een reis door Afrika, de grote pyramides te bezoeken in Egypte. Ik was gefascineerd door de indrukwekkende omgeving, deze grote monumenten hielden me voortdurend bezig. Ik haastte me om de pyramides, één van de zeven wereldwonderen van de klassieke oudheid, te kunnen zien.

Ik luisterde met volle aandacht naar de uitleg van de gids. Hij vertelde over de structuur van die gebouwen. Om die zes grote en drie kleine pyramides op te bouwen, zo leerden we, moesten slaven achthonderdmiljoen stenen blokken transporteren van Aswan naar Caïro. Achthonderdmiljoen stenen blokken werden naar Caïro gebracht van meer dan duizend kilometer ver. En dat allemaal om een pyramide te bouwen waarin de mummie van de Farao bewaard zou kunnen worden. De graven binnenin werden gemaakt van vijf blokken marmer. Met vier blokken werden de muren van de sarcofaag gemaakt, één blok werd voor het dak gebruikt. Beeld je eens in hoeveel kracht zo’n blok marmer moet hebben, als je weet dat er miljoenen blokken steen op werden gestapeld. Die marmeren blok draagt al vijfduizend jaar dat gewicht.

Ik was in volle bewondering voor dit fantastische werk. Iets verderop zag ik een aantal blokken steen verspreid rond liggen. Ik vroeg de gids wat dat was. “Niets,” zei hij, “gewoon een paar stenen.” Van de tienduizenden slaven die deze loodzware stenen blokken getransporteerd hebben, zijn er zeker honderden verpletterd onder het zware gewicht. De plaats waarover ik een vraag stelde, is de plaats waar zij begraven werden. Ze waren zo onbelangrijk in het systeem van de slavernij, dat honderden van hen samen begraven werden in een groot massagraf. Zij die overleefden, moesten de zware stenen blijven verslepen. Ik vertelde de gids dat ik graag de graven van deze verpletterde slaven wilde zien, maar hij zei me dat er niets te zien was. De slaven werden gewoon vlakbij de pyramide werden begraven, zodat de Farao in het hiernamaals voldoende slaven zou hebben om hem te dienen. Zo zouden hun zielen na de dood ook slaven worden, net zoals hun lichamen dat al tijdens dit leven waren geweest.

Ik vroeg aan de gids om me even alleen te laten. Ik wilde die graven bezoeken. Toen ik daar zat, voelde ik me nauw verbonden met de mensen die in die putten begraven waren. Het leek alsof we uit hetzelfde volk kwamen. Het is waar dat we uit verschillende tijdperken en verschillende regio’s afkomstig waren, maar die verschillen zijn onbelangrijk. Ze dienen alleen maar om de mensheid te verdelen. Want het is op basis van dat soort onbelangrijke verschillen dat we concepten als “vreemdeling” en “verwant” hebben uitgevonden. Ik wil geen deel zijn van dit systeem dat mensen verdeelt op basis van ras of volk. Ik voelde alleen maar warme sympathie voor die onderdrukte zielen. Ik keek opnieuw naar de pyramides en begreep dat ze, hoe mooi en machtig ze ook mochten zijn, voor mij vreemd, ver en kil aanvoelden. Ik voelde ineens zo veel haat tegen die grote monumenten van de menselijke beschaving, die opgericht werden op de verpletterde beenderen van mijn voorouders!

Het waren ook mijn voorouders die de Grote Muur in China gebouwd hebben. Zij die de zware lasten niet langer konden dragen, werden verpletterd onder de zware stenen. Hun lichamen werden, samen met de stenen die hen vermorzeld hadden, in de muur gemetseld. Dat is de manier waarop alle grote monumenten van de menselijke beschaving werden gebouwd. Steeds opnieuw ging dat ten koste van het vlees en het bloed van mijn voorouders.

Ik zag dat beschaving een vloek is. Ik voelde een brandende haat in mij vanwege de duizenden jaren van onderdrukking tegen mijn voorouders. Ik wist dat al die mensen die in dat massagraf begraven waren, dezelfde gevoelens en emoties hadden gekend als ik.

Toen ik weer terug was van mijn reis, schreef ik een brief naar één van hen. Ik schreef een brief waarin ik probeerde uit te drukken wat er allemaal gebeurd was in de afgelopen vijfduizend jaar. Hoewel hijzelf in al die jaren niet op aarde leefde, bestond het systeem van slavernij al die tijd wel onder de één of andere vorm.

Ik ging zitten en ik schreef hem:

Mijn vriend,

Jij hebt deze wereld verlaten, maar wij blijven de zware lasten van deze grote beschaving verder dragen. Wij blijven heldhaftige oorlogen uitvechten en overwinnen.

Ze zijn ons uit onze huizen en van onze boerderijen komen wegslepen en hebben ons als beesten gedwongen om hun praalgraven te bouwen. Als we de zware stenen niet meer konden dragen, dan werden we net als de stenen in de muur gemetst. En wanneer het werk af was, gingen anderen met de eer lopen. Anderen kregen alle lof voor ons werk, niemand die ooit over onze bijdrage sprak.

Ze dwongen ons om te vechten tegen mensen die we niet eens kenden, mensen die zelf niet eens wisten wie wij waren. We werden gedwongen om mensen te doden die ons niets misdaan hadden. Mensen van onze eigen klasse, mensen van ons eigen volk, mensen met hetzelfde lot als wij. Onze ouders hebben lang vruchteloos geprobeerd om ons te vinden, maar hun zoektocht bleef zonder gevolgen. Een denker merkte op dat in deze oorlogen mensen tegen mekaar vochten, die mekaar helemaal niet kenden, om de belangen te dienen van mensen die mekaar heel goed kenden.

Ze dwongen ons om te vechten, om te moorden of vermoord te worden. Onze ouders, in hun vernielde huizen en boerderijen, waren de verliezers. Als er al een overwinning kwam, dan waren het steeds anderen die in de buit mochten delen. Wij zelf kregen niets.

Mijn vriend, sinds jij gestorven bent, is er veel veranderd. De Farao’s en de grote machten van de geschiedenis hebben hun handelswijze veranderd. Daar waren wij blij mee. Lang geleden geloofden ze dat hun zielen onsterfelijk waren en eeuwig bleven leven. Ze geloofden dat die zielen, als hun lichamen maar goed bewaard werden, met dat lichaam in contact konden blijven. Daarom lieten ze ons die enorme wrede graven bouwen.

Nu zijn ze echter wijzer geworden. Ze denken niet meer na over hun dood. Wat een schitterend nieuws! Ze hebben hun oude geloof opgegeven. We worden niet langer verplicht om achthonderdmiljoen blokken steen te verslepen om hun graven te bouwen.

Maar, mijn vriend, dat goede nieuws heeft niet lang geduurd. Nadat jij gestorven bent, zijn ze onze landen binnengevallen om ons opnieuw als arbeiders op te eisen. Opnieuw moesten we zware lasten verslepen, maar dit keer niet voor hun graven. Ze zijn niet langer in graven geïnteresseerd. Dit keer moesten we hun paleizen bouwen. Grote, schitterende paleizen, gebouwd op de beenderen van verpletterde arbeiders.

We leefden in donkere wanhoop, maar ineens was er een flits van hoop. We werden bezocht door grote profeten. Zoroaster, Boeddha, Confucius… toonden ons dat er een weg naar bevrijding geopend werd. De goden stuurden hun boodschappers om ons te redden van de schande van de slavernij. Godsdienst kwam in de plaats van wreedheid. Maar helaas hadden we ook nu geen geluk. Die profeten verlieten hun profetische huizen en lieten ons in de steek. Ze gingen zelf op weg naar de paleizen.

We hadden veel vertrouwen in Confucius, de grote filosoof, want hij had zich beziggehouden met de vraagstukken over de relatie tussen mensen en hun gemeenschap. Maar helaas werd hij al snel een vriend van de prinsen.

De Boeddha, die zelf als een prins geboren was, liet ons ook in de steek. Hij dook diep in zichzelf om zo de staat van “Nirvana” te bereiken, maar wij weten niet eens waar die staat dan wel is. De Boeddha heeft ons veel regels over acsese geleerd, maar dat was het dan.

Zoroaster begon zijn missie in Azerbeidzjan, in Perzië. Zonder zich veel aan te trekken van ons lijden en onze littekens van de zweepslagen die de heersers op onze lichaam aanbrachten, ging hij op weg naar Balkh, naar het hof van Kashtasib, de koning uit die tijd.

Mijn vriend, jij werd opgeofferd voor een praalgraf terwijl wij voor paleizen opgeofferd werden. En ineens verschenen er naast de Farao’s en alle anderen die slaven bezaten, mensen die beweerden dat ze de rechtmatige opvolgers waren van de profeten, professionele religieuze leiders. Van Palestina tot Iran, van Egypte tot China en overal op deze wereld waar de beschaving was uitgebroken, werden wij gedwongen om zware lasten te dragen, om tempels, paleizen en praalgraven te bouwen. Opnieuw werden we bestolen. Dit keer, in naam van de goden en van de heilige liefdadigheid, door de zelfbenoemde opvolgers van de profeten. Opnieuw werden we gedwongen om ten oorlog te trekken, maar dit keer voor een Heilige Oorlog. Opnieuw werden we gedwongen om onze kinderen op te offeren, dit keer op de altaren in de tempels van de goden.

Mijn vriend, duizenden jaren lang was ons lot haast nog erger dan dat van jou. Drie vijfden van de rijkdom in Perzië ging in naam van de goden naar de Mobaden, de priesters aan het Perzische hof. Wij werden hun dienaren, hun slaven. Vier vijfden van de rijkdom in Frankrijk werd van ons weggenomen door priesters. De Farao’s en de religieuze leiders zijn altijd goed geweest in wat ze doen.

Mijn vriend, ik leef zelf duizenden jaren na jou. Ik ben getuige van al het lijden van mijn vrienden. Ik begon te geloven dat de goden de slaven altijd gehaat hebben. Religie leek keer op keer het systeem van slavernij te verstevigen. Zelfs mensen als Aristoteles, die veel intelligenter zijn dan wij, bedachten dat sommige mensen van nature geboren zijn als slaven en anderen als heersers. Ik begon zelf bijna te geloven dat ik zelf geboren was om als slaaf uitgebuit te worden.

Midden in die diepe wanhoop, leerde ik over een man die van een berg afdaalde en zei: “Ik werd gezonden door God.” Ik sidderde toen ik bedacht dat dit wel weer opnieuw bedrog zou, de zoveelste wrede manier om ons te onderdrukken. Maar de man ging verder. “Ik werd gezonden door God, die beloofde barmhartig te zijn voor de slaven en voor al wie zwak is op deze aarde.” Wat een verrassing! Ik kon het nog steeds niet geloven. Hoe kon dit waar zijn? God wilde spreken met slaven, hen het goede nieuws brengen van hun bevrijding, van een goed leven. God wilde hen tot de erfgenamen van deze aarde maken.

Ik twijfelde. Ik dacht dat hij wel weer één van die profeten zoals die uit China, Perzië of India zou zijn. Zijn naam was Mohammed. Men vertelde me dat hij een wees was, die als herder in de bergen had gewerkt. Ik was totaal verrast. Waarom zou God een simpele herder als profeet kiezen? Maar men vertelde mij dat al zijn voorgangers allemaal herders waren geweest. Hij was de laatste profeet in een lange rij. Ik werd vervuld van verbazing en vreugde. Ik wist niet meer wat zeggen. Ik beefde. Had God een profeet gekozen uit onze klasse?

Ik besloot om hem te volgen, want ik zag dat al mijn vrienden dat deden. Een aantal van hen werden leiders van de nieuwe gemeenschap. Bilal, een slaaf en zoon van een slaaf uit Abessinië. Salman, een dakloze migrant uit Perzië die lang als een slaaf had geleefd. Abu Dharr, een arme onbekende nomade uit de woestijn. Salim, een arme, onbekende, zwarte slaaf, een vreemdeling.

Ik vertrouwde deze profeet Mohammed aangezien zijn paleis niet meer was dan een paar kamers opgebouwd uit klei. Hij was zelf een arbeider die lasten droeg en zelf de kamers had gebouwd. Zijn hof was uit hout opgebouwd en had simpele palmbladeren als dak. Dat was alles wat hij had. Dat was zijn paleis.

Ik vluchtte weg uit Perzië waar het heersende systeem systeem van de Mobaden ons tot slaven maakte en ons dwong om oorlogen te voeren om de macht van onze heersers te beschermen tegen de macht van hun vijanden. Ik ontsnapte en kwam naar het land van deze profeet om er samen te leven met de slaven, de daklozen, de hulpelozen en met hem. Maar toen is hij gestorven. Toen zijn oogleden onder het gewicht van de dood bezweken en als gordijnen deze schitterende zon afschermden, begonnen de problemen opnieuw.

Mijn vriend, er werden opnieuw schitterende tempels met torens tot in de hemel gebouwd, maar dit keer in naam van de profeet Mohammed en zijn God. Op de zwaarden van de militairen werden verzen uit de Koran gegrift voor ze tegen ons gerbruikt werden. De zogenaamde opvolgers van de profeet kwamen in onze huizen binnendringen om onze kinderen tot slaven te maken voor de nieuwe heersers, onze moeders te verkopen op verre vreemde slavenmarkten en onze vaders te vermoorden in naam van de Heilige Oorlog, in naam van God. Opnieuw werden al onze bezittingen van ons afgenomen in naam van de heilige liefdadigheid.

En ik kon niets doen. Een nieuwe macht ontstond, die uiterlijk leek op het monotheïsme van de profeet Mohammed, maar die in werkelijkheid zijn afgoden verborgen hield in de paleizen en de tempels. In de gebedshuizen die zogenaamd aan God gewijd waren, werd in het verborgene het vuur van de oude Perzische onderdrukkingsreligie brandend gehouden. In naam van de zogenaamde vertegenwoordigers van God en opvolgers van de profeet, sloegen de farao’s en de valse heiligen de handen in mekaar. Vanaf nu vielen ze ons aan in naam van de Goddelijke Wet.

En opnieuw hadden we het juk van de slavernij om onze nek gekregen. We werden gedwongen om de Grote Moskee in Damascus te bouwen. De race om steeds mooiere en grotere paleizen en moskeeën te bouwen voor de Khaliefen in Damascus en hun handlangers en voor de prinsen van Duizend en Eén Nacht in Baghdad werd gevoed met ons zweet, ons bloed en onze levens. Maar dit keer gebeurde alles zogenaamd in Naam van God. Wij begonnen te geloven dat er echt geen weg naar de vrijheid bestond. Slavernij en voortdurende offers, dat was ons onveranderlijk lot in deze wereld.

Wie was die man die “Mohammed” werd genoemd? Was zijn hele optreden ook gewoon bedrog? Of wordt hij net als ons opgeofferd om een systeem te voeden dat ons laat wegrotten in gevangenissen en dat ons dwingt om getuige te zijn van de het plunderen en het vernietigen van onze omgeving, van het uitmoorden van onze familie en vrienden?

Ik weet niet waar ik heen moet gaan. Waar moet ik naartoe? Moet ik terugkeren naar de Mobaden? Hoe zou ik ooit terug kunnen gaan naar die tempels die gebouwd werden om mij tot slaaf te maken? Moet ik dan maar meedoen met diegenen die beweren dat ze voor de vrijheid opkomen, maar die in feite alleen maar uit zijn op de privileges uit het verleden? Hun moskeeën zijn niet beter dan de tempels van de Mobaden.

Ik heb gezien hoe de zwaarden versierd werden met verzen over de Heilige Oorlog. Ik heb de gebedshuizen gezien. Ik zag de mensen die er gingen bidden. Ik zag hoe vrome gezichten er preekten in naam van de religieuze leiders, de khaliefen en hun handlangers. Ik zag hoe ze er met heel veel zorg de uitspraken van de profeet bewaarden. Toch hebben ze ons allemaal opnieuw in de slavernij gestort.

Lang voor ik geboren werd, hebben ze in één van die moskeeën zelfs een man vermoord. Hij was Ali, de schoonzoon van die man van God. Hij werd vermoord op een plaars waar God gediend zou moeten worden. Zoals zoveel slaven in de geschiedenis, werd hij vermoord en vernietigd. Zijn huis werd geplunderd, zoals zo vaak in het verleden, in naam van de liefdadigheid. Lang voor de Koran werd misbruikt om ons te bestelen en uit te buiten, werd hij op speren gespietst om Ali te verslaan.

Hoe vreemd. Vijfduizend jaar later, vond ik een man die sprak over God. Niet voor de heersers, maar voor de slaven. Hij bad, maar niet om diep in zichzelf de staat van Nirvana te bereiken of om de mensen wijs te maken dat ze één zouden worden met God. Hij bad voor het welzijn van de hele mensheid. Ik vond een man voor de hele wereld. Hij was een man van rechtvaardigheid, die streng en sterk genoeg was om zijn eigen familie tot de orde te roepen. Hij was een man die gehuwd was met de dochter van de profeet Mohammed, een vrouw die heel haar leven werkte en armoede leed, net zoals wij. Ik vond een man wiens kinderen van hem de rode vlag overnamen, de vlag die doorheen de geschiedenis bij onze klasse hoorde.

Mijn vriend, ik heb mijn toevlucht gezocht in dit huis, gebouwd van simpele klei, want ik ben bang geworden van grote tempels en protserige paleizen. De kameraden van de profeet zijn druk bezig. Het huis is verlaten. De profeet is in de tuin van de Bani Najjar, waar hij werkt en God alles vertelt over het lijden van de mensen om hem heen. Omdat ik bang geworden ben van de indrukwekkende tempels en paleizen en de schatten die zich daar door ons zweet en bloed hebben opgestapeld, heb ik mijn toevlucht genomen tot dit simpele huis. Hier kan ik rouwen over de vele offers die van ons geëist werden.

Mijn vriend, iedereen van ons die trouw is gebleven aan Ali, behoorden tot onze lijdende klasse. Ali maakte geen gebruik van zijn spreektalent om ons wijs te maken dat onze ellende of de extreme rijkdom van de elite een doel hadden. Hij sprak om ons te onderwijzen en om ons te bevrijden. Hij trok nooit zijn zwaard om zichzelf, zijn familie, zijn macht of zijn eigendom te verdedigen. Hij gebruikte zijn zwaard alleen om ons te redden.

Ali kon beter denken dan Sokrates, maar hij gebruikte zijn verstand niet om de normen en waarden van de adel en de heersende klassen aan de slaven uit te leggen. Hij sprak ons aan over onze eigen waarde als mens.

Hij was geen erfgenaam van de Farao’s of van een andere heersende klasse. Hij dacht diep na over de wereld, maar niet in afgesloten bibliotheken, instituten of academische centra zoals de meeste geleerden die kennis verzamelen omwille van de kennis zelf. Hij leefde niet in de steriele wereld van de theorieën zonder zich iets aan te trekken van het lot van de honderende en lijdende klassen. Zijn gedachten waren hoogvliegend en diepgaand, maar zelfs de meest abstracte ideeën en emoties wogen niet op tegen de empathie die hij voelde bij het zien van het verdriet op het gezicht van een weeskind.

Net doordat hij de grootheid van God besefte, besteedde hij tijdens het gebed zelfs geen aandacht aan de pijn die een dolk in zijn lichaam veroorzaakte. Maar toen een Joodse vrouw onderdrukt werd, verhief hij zijn stem. Hij had een ongelofelijk talent om te spreken, maar hij gebruikte dat nooit op de manier van hofdichters als Shahanama die in al zijn zestigduizend coupletten slechts één keer iets over onze klasse schreef.

Mijn vriend, op dit moment in deze samenleving hebben we hem heel erg nodig. Hij is anders dan de intellectuelen, de filosofen en alle anderen die ofwel denkers zijn, zonder ooit actie of strijd te voeren, ofwel activisten zonder ideeën, wijsheid of vroomheid. En zelfs als we iemand anders zouden kunnen bedenken die al die eigenschappen in zich verenigt, dan zou er wel iets anders ontbreken. Misschien zou die persoon niet teder en gevoelig genoeg zijn, of niet liefdevol of spiritueel genoeg. Misschien zou het rotsvaste vertrouwen in God ontbreken.

Hij is een mens wiens essentie alle menselijke dimensies doorkruist. Net als jij en ik, is hij een arbeider. Dezelfde handen die de schitterende regels van goddelijke instructies optekenden, hebben ook diep in de grond gegraven en gewroet om het zilte zand to vruchtbare aarde om te woelen. En hij werkt voor niemand! Terwijl hij water uit de grond op de grond laat opwellen, staat heel zijn familie vreugdevol toe te kijken. En nog voor hij en zijn vrouw uitrusten, zegt hij: “Goed nieuws voor mijn erfgenamen! Zij zullen geen druppel van dit water in eigendom hebben.” Mijn vriend, hij heeft die bron gegraven uit solidariteit met jou en met mij.

We hebben hem nodig. We hebben een leider nodig zoals hij. De beschavingen, onderwijssystemen en religies hebben mensen tot dieren gemaakt die alleen nog interesse hebben in financiele zekerheid. Of tot egoïstische en harteloze gelovigen of sluwe berekende individuen zonder gevoel, liefde of inspiratie. Zonder kennis, wijsheid of gezond verstand.

Maar hij is een mens die al deze dimensies in zijn persoon combineert. Hij is een leider van de werkende klassen en van allen die lijden. Hij is een uitdrukking van de kracht die strijdt voor het welzijn van de samenleving. Oprechtheid, trouw, geduld, standvastigheid en een leer van revolutie en rechtvaardigheid, waren de belangrijkste kenmerken van zijn dagelijkse boodschappen voor de massa’s.

Mijn vriend, ik leef zelf in een maatschappij die me confronteert met een systeem dat het halve heelal concentreet, misschien wel heel het heelal. De mensheid wordt opgejaagd naar een nieuwe kerker van slavernij. Ook al is dit geen systeem van fysieke slavernij, toch zijn wij veroordeeld tot een erger lot dan dat van jou. Onze gedachten, onze harten en onze krachten zijn slaaf geworden. In naam van sociologie, onderwijs, kunst, seksuele vrijheid, financiële vrijheid, liefde voor uitbuiting en individualisme, werd ons vertrouwen in onze doelen, in de menselijke verantwoordelijkheid en in onze eigen denktradities volledig uit ons hart verbannen. Het systeem heeft ons bekeerd tot lege potten, klaar om alles te accepteren wat men er in wil gieten.

Nu worden wij allen, in naam van partij tegen partij, bloed tegen bloed, land tegen land en systeem tegen systeem, verdeeld in rivaliserende groepen, zodat elk van ons gemakkelijk kan worden ingelijfd. Wij allen, zijn volgelingen, de volgelingen van zijn traditie, worden gedwongen om tegen mekaar te vechten. Waarom worden wij door deze wereld toch gedwongen om mekaar als vijanden te beschouwen?

De enen houden hun handen open tijdens het gebed, de anderen vouwen hun handen samen. De ene buigt neer op een stukje klei en de andere op een tapijtje. Gelukkig wordt vandaag minder verschil gemaakt. Onze denkers zijn allemaal weggejaagd. Ze zijn allen conservators geworden.

Mijn vriend, doordat jij wist dat je een slaaf was, besefte je ook heel goed wie je baas was. Jij kon de zweepslagen op je lichaam verdragen. Waarom, hoe en wie maakte je tot slaaf? Wij ondergaan hetzelfde lot als jij, maar kunnen niet eens meer nagaan hoe het zover is gekomen. Wie maakte ons in deze eeuw tot slaven? Vanuit werk land worden wij binnengevallen? Waarom gehoorzamen wij misleidende ideeën? Waarom blijven wij vasthangen aan het aanbidden van deze wereld? Net als dieren zijn wij ten prooi gevallen aan een systeem van uitbuiting, nog meer dan jij en jouw volk in de tijd dat jij leefde.

Wij werken voor systemen, voor machten en machines en voor paleizen die door onze eigen inspanningen onderhouden worden. Rijkdom wordt opgestapeld dankzij onze arbeid, maar ons deel in die rijkdom is minimaal. Daardoor worden we veroordeeld om iedere dag opnieuw te gaan werken. We komen nog meer te kort dan jij. Wreedheid en discriminatie zijn nog veel heviger dan in jouw tijd.

Mijn vriend, Ali heeft zijn leven gegeven voor wat hij belangrijk vond: Manier van denken, Eenheid en Rechtvaardigheid. Dit was steeds merkbaar gedurende de drieëntwintig jaar van strijd en opofferingen die nodig waren om vertrouwen op te wekken in de harten van barbaarse partijen. Het was ook merkbaar gedurende de vijfentwintig jaar van stilte en geduld die nodig waren om de eenheid van de islamitische beweging te bewaren en te beschermen tegen de gevaren van de Romeinse en Perzische supermachten. En het was tot slot ook merkbaar gedurende de vijf jaar van werken en strijden, met het zwaard in de hand, die nodig waren om rechtvaardigheid te brengen, haat uit te roeien en de mensheid te bevrijden.

Ook al is hij er niet in geslaagd om dit allemaal waar te maken, hij slaagde erin om ons de waarde te leren van een goede leider voor de mensheid en voor de religie. Hij baseerde zijn hele leven en het leven van zijn familie op deze drie waarden: Manier van denken, Eenheid en Rechtvaardigheid.